Do 6 oktober bezittelijk, wederkerend en wederkerig vnw

 het bezittelijk voornaamwoord
 het bezittelijk voornaamwoord
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 het bezittelijk voornaamwoord
 het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Doel: je gebruikt het bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 3 - Tekstslide

 wederkerend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten 
bezittelijk voornaamwoord, wederkerig voornaamwoord en wederkerend voornaamwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Taalkundig ontleden

Wederkerend voornaamwoord
&
Wederkerig 
voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

wederkerend voornaamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

Er zijn drie wederkerige voornaamwoorden: 
elkaar, mekaar en elkander

Slide 8 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev. 
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv. 
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich) 
derde persoon
zich
zij schamen zich

Slide 9 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev. 
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv. 
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich) 
derde persoon
zich
zij schamen zich

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar.  
Het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meer personen.

voorbeeld
De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.

Slide 11 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar 
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's 
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden. 

Slide 12 - Sleepvraag

'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter. 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord 
Onbepaald voornaamwoord 
Je 
Jezelf

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Slide 14 - Sleepvraag

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk 
voornaamwoord

wederkerend 
voornaamwoord
mezelf
jezelf 
zichzelf
mijn 
jouw
onze
verwijst naar het onderwerp
geeft bezit aan of bij wie iets hoort 
vervangt vaak een zelfstandig naamwoord
ik
hij
u
ons
Is in de zin het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp

Slide 15 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep het juiste begrip (blauw) naar het juiste kenmerk / de juiste omschrijving (rood).
Let op! Er zijn meer begrippen dan kenmerken. Je houdt twee begrippen over.

Dit woord voegt een hoofd- en bijzin samen.
Hiernaar verwijst een betrekkelijk voornaamwoord.
Het woord ‘elkaar’.
Onderschikkend voegwoord
Antecedent
Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Nevenschikkend voegwoord

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is een voorbeeld van een wederkerend voornaamwoord?
A
schamen
B
elkaar
C
uitsloven

Slide 18 - Quizvraag

Wederkerend voornaamwoord

Vergis hij zich nu niet ?
A
Vergis
B
hij
C
zich
D
niet

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ik was me.
A
Ik
B
was
C
me

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een wederkerig voornaamwoord?
A
elkaar
B
zich
C
me
D
jouw

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Hij verbrandt zich.
A
Hij
B
verbrandt
C
zich

Slide 23 - Quizvraag

Elkaar is altijd een wederkerend voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk voor ma 10 okt
Bladzijde 82: Leren
Bezittelijk voornaamwoord (bezit. vnw)
Wederkerend voornaamwoord (wed. vnw)
Wederkerig voornaamwoord (wed. rig. vnw)
Maken opdr. 7 t/m 9

Slide 25 - Tekstslide