Les 2

Les 2
Welkom
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 2
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Meer dan lezen §1 opdracht 2 + 3 maken
Spelling §10 herhaling leerjaar 2

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden die we uit het Engels hebben overgenomen, zijn in het Nederlands altijd
A
sterk
B
zwak

Slide 3 - Quizvraag

’t Ex-kofschip kun je wel / niet gebruiken voor de verleden tijd en het voltooid deelwoord van Engelse werkwoorden in het Nederlands.
A
wel
B
niet

Slide 4 - Quizvraag

Je kunt de verlengproef wel / niet gebruiken om te bepalen of je bij een voltooid deelwoord -d of -taan het eind moet schrijven.
A
wel
B
niet

Slide 5 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort /lang mogelijk.
A
kort
B
lang

Slide 6 - Quizvraag

Een samengestelde zin heeft één persoonsvorm / meer dan één persoonsvorm.
A
één persoonsvorm
B
meer dan één persoonsvorm

Slide 7 - Quizvraag

Voor de werkwoordspelling is het belangrijk / niet belangrijk om te weten of het werkwoord een persoonsvorm of een voltooid deelwoord is.
A
belangrijk
B
niet belangrijk

Slide 8 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord eindigt
soms / nooit op -dt.
A
soms
B
nooit

Slide 9 - Quizvraag

Om alle persoonsvormen in een samengestelde zin te vinden, kun je het best
de tijdproef / vraagproef gebruiken.
A
tijdproef
B
vraagproef

Slide 10 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Op foto’s op de website
(blurren) de school de gezichten van de leerlingen

Slide 11 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Gisteravond hebben we drie
(downloaden) films gekeken.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Toen het zomer was,
(scrubben) Amara haar huid met zandkorrels.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Vorig seizoen
(coachen) Desirées vader en oom ons basketbalteam.

Slide 14 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Julan (uploaden) tegenwoordig elke week een korte kookvideo op YouTube.

Slide 15 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Afgelopen zondag
(posten) Nikki een babyfoto van zichzelf op Instagram.

Slide 16 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Waarom (pushen) jij mij steeds om te gaan sporten,
terwijl je zelf ook bijna nooit (trainen)?

Slide 17 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk.
Volgens mij heeft Justin zijn tanden (bleachen)
en heeft hij zijn ogen (laseren).

Slide 18 - Open vraag

Welke tekstverbanden
ken je nog?

Slide 19 - Woordweb

Tekstverbanden en signaalwoorden
Deze tekstverbanden ken je nog van vorig jaar: 
  • opsommend tekstverband
  • chronologisch tekstverband
  • tegenstellend tekstverband
  • toelichtend teksverband

Slide 20 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Na deze les kun je de volgende tekstverbanden herkennen:
  • concluderend tekstverband
  • oorzaak-gevolg tekstverband
  • redengevend tekstverband

Slide 22 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Welk tekstverband herken je in de zinnen?
Fantasyverhalen zijn volgens Anouk erg populair, omdat ze je even helemaal in een andere tijd laten leven, weg van het gewone alledaagse leven.
A
reden
B
conclusie
C
oorzaak

Slide 24 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in de zinnen?
We kunnen na het onderzoek van de samenwerkende bibliotheken dus zeggen dat fantasyboeken meer worden uitgeleend dan detectives.
A
reden
B
conclusie
C
oorzaak

Slide 25 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in de zinnen?
Doordat er zo veel andere dingen te doen zijn, wordt er volgens onderzoekers door jongeren steeds minder gelezen.
A
reden
B
conclusie
C
oorzaak

Slide 26 - Quizvraag

Herschrijf zin a met een ander signaalwoord uit de theorie dat hetzelfde verband duidelijk maakt.
Fantasyverhalen zijn volgens Anouk erg populair, omdat ze je even helemaal in een andere tijd laten leven, weg van het gewone alledaagse leven.

Slide 27 - Open vraag

Herschrijf zin a met een ander signaalwoord uit de theorie dat hetzelfde verband duidelijk maakt.
We kunnen na het onderzoek van de samenwerkende bibliotheken dus zeggen dat fantasyboeken meer worden uitgeleend dan detectives.

Slide 28 - Open vraag

Herschrijf zin a met een ander signaalwoord uit de theorie dat hetzelfde verband duidelijk maakt.
Doordat er zo veel andere dingen te doen zijn, wordt er volgens onderzoekers door jongeren steeds minder gelezen.

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 3 op blz. 12 in je schrift

timer
7:00

Slide 30 - Tekstslide