Hoofdstuk 5 Werkt dat zo?

Hoofdstuk 5 Is er werk voor jou?

5.1 Wat levert werken op? + 5.2 Waar wil je werken?

&
5.3 Ben je actief op de arbeidsmarkt? + 5.4 Als je zonder werk zit

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 Is er werk voor jou?

5.1 Wat levert werken op? + 5.2 Waar wil je werken?

&
5.3 Ben je actief op de arbeidsmarkt? + 5.4 Als je zonder werk zit

Slide 1 - Tekstslide

Werk?
waar denk jij dan aan?

Slide 2 - Woordweb

Paragraaf 5.1 
Wat levert werken op?

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
Ook wel genoemd arbeidscontract. (Tussen jou en je werkgever) 

Hier staat in:
  • Wat voor werk ga je doen
  • Arbeidsvoorwaarden oa:
  • Hoeveel uur ga je per week werken
  • Wat is je loon
  • Hoeveel vakantiedagen heb je recht op.

Slide 4 - Tekstslide

In je arbeidsovereenkomst staat:
A
Loonschalen
B
Regels over opzegtermijn.
C
Hoeveel uur je werkt.
D
Hoeveel dagen vrij bij een huwelijk.

Slide 5 - Quizvraag

CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst
In de cao staan afspraken die gelden voor iedereen in één bedrijfstak.

Een bedrijfstak is een groep bedrijven van gelijke soort. 

Bijvoorbeeld horeca, bouw of gezondheidszorg.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Nettoloon berekenen
Je berekent het nettoloon op de volgende manier:

Brutoloon - (loonbelasting+sociale premies) = Nettoloon

Slide 8 - Tekstslide

Laura verdient per maand bruto 2500 euro. Ze betaalt 453 euro loonbelasting en de sociale premies zijn 86 euro. Wat krijgt Laura op haar rekening gestort? 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 11 - Quizvraag

Wit werk

betaald werk, waarover belasting en sociale premies wordt betaald
Grijs / zwart werk

- grijs werk: onbetaald werk


- zwart werk: betaald werk, zonder belasting en sociale premies te betalen.
Dit is strafbaar!

Slide 12 - Tekstslide

Minimumloon

Slide 13 - Tekstslide

Minimum jeugdloon

  • Ben je tussen de 15 en 21 jaar bent, geldt het minimumjeugdloon. 
  • Bij elke leeftijd is dat een percentage van het minimumloon. Hoe jonger, hoe lager het minimumjeugdloon is.

Slide 14 - Tekstslide

Wettelijk minimumjeugdloon

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdrachten van paragraaf 5.1
Samen: 8 en 10
Zelfstandig: 2, 4, 5, 6, 7, 11, 12, 13 en 14

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 5.2 
Een eigen bedrijf

Slide 17 - Tekstslide

Arbeidsmotieven
  • = redenen om te werken.

Slide 18 - Tekstslide

Noem de 4 arbeidsmotieven uit het boek:

Slide 19 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

  • ZZP (Zelfstandige zonder personeel)
  • Eenmanszaak
  • VOF (Vennootschap Onder Firma
  • BV en NV

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is geen kenmerk van een eenmanszaak?
A
Een eigenaar
B
Personeel in dienst
C
Aansprakelijk met privé vermogen
D
De winst heet Dividend

Slide 22 - Quizvraag

Eenmanszaak
VOF
BV en NV
ZZP
Eén eigenaar
De eigenaren heten firmanten
De directeur is een werknemer
Niet aansprakelijk met privévermogen
Bedrijf is eigendom van aandeelhouders.
Geen personeel

Slide 23 - Sleepvraag

Productiesectoren
Primaire sector - Landbouwsector
Secundaire sector - Industriesector
Tertiaire sector - Commerciële dienstverlening
Quartaire sector - Niet-commerciële dienstverlening

Slide 24 - Tekstslide

Productiesectoren
Bij de volgende vraag is het de bedoeling dat je de juiste productiesector bij het juist plaatje zet. 

Slide 25 - Tekstslide

Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 26 - Sleepvraag

Productiesectoren
Sleep de juiste bedrijfstakken naar de juiste productiesector

Slide 27 - Tekstslide

Gezondheidszorg
Onderwijs
Landbouw
Transportbedrijven
Visserij
Banken
Bouw

Slide 28 - Sleepvraag

Paragraaf 5.3
Actief op de arbeidsmarkt?

Slide 29 - Tekstslide

Vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid is het totaal aantal beschikbare banen: de al bezette banen plus de nog niet bezette banen (de vacatures).

De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en van de overheid. 

We noemen de vraag naar arbeid ook wel de 
werkgelegenheid.

Slide 30 - Tekstslide

Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid noem je ook wel de:

Beroepsbevolking:


Dat is iedereen van 15 tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Slide 31 - Tekstslide

Deel van het geheel
Deel : geheel x 100

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Arbeidsparticipatie
Ook wel genoemd arbeidsdeelname.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.

Slide 36 - Tekstslide

Werken in de formele sector
Betaald werk waarover je belastingen en premies betaaldd is werk in de formele sector. Dit wordt ook wel wit werk genoemd.

Slide 37 - Tekstslide

Werken in de informele sector
  • Onbetaald werk is werk in de informele sector. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werken in je eigen huishouding. Dit wordt ook wel grijs werk genoemd.

  • Betaald werk dat niet geregistreerd is. Hierover betaal je geen belasting en sociale premies en wordt ook wel zwart werk genoemd.

Slide 38 - Tekstslide


Paragraaf 5.4
Zonder werk?

Slide 39 - Tekstslide

WW-uitkering
Uitkering volgens de Werkloosheids Wet.
Je moet je inschrijven bij het UWV (Uitkeringsinstituut WerknemersVerzekeringen)

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Welk antwoord hoort niet bij ww-uitkering?
A
Ontslag door eigen schuld
B
36 weken voor ontslag 26 weken in loondienst geweest.
C
UWV
D
Eerste twee maanden 75% van brutoloon

Slide 42 - Quizvraag

Geregistreerde werkloosheid
Als je bent ingeschreven bij het UWV nadat je werkloos bent geworden dan tel je mee in de geregistreerde werkloosheid.

Slide 43 - Tekstslide

Verborgen werkloosheid
Als jij je niet ingschrijft bij het UWV, bijvoorbeeld omdat je geen recht hebt op een ww-uitkering dan heet dat verborgen werkloosheid.

Slide 44 - Tekstslide

Er zijn twee soorten werkloosheid, verstopte en geregistreerde werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Soorten werkloosheid

1. Conjuncturele werkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Seizoenwerkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.
5. Frictiewerkloosheid.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 48 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 49 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "Als mensen net van school komen of net ontslagen zijn"....
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 50 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land".......
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 51 - Quizvraag

Heb je vragen neem dan via de chat van teams contact met me op!

Slide 52 - Tekstslide