Basisstof 5 speciale overervingen

3.5 - 'speciale' overerving
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.5 - 'speciale' overerving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij bloedgroepen heb je meerdere allelen die tegelijk tot uiting kunnen komen. Hoe noem je dat?
A
codominant
B
incomplete dominantie
C
intermediair

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het schema in.
i
i
IA
IB

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes = 4
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes IAIB = ...
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 10 - Quizvraag

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
Letale factoren
Een allel dat voor een homozygoot (dominant/recessief) organisme dodelijk is.

K = kuif
k = kuifloos

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is Aa.
Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten?
A
100 %
B
50 %
C
67 %
D
75 %

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.
A = ?                        a = ?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.
A = staartloos                      a = met staart

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het schema in.
A
a
 
  A
  
  a

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes = 3!!
A
a

A

AA


Aa

a

Aa

aa

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vakjes staartloos, levend = ...
A
a

A

AA


Aa

a

Aa

aa

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gekoppelde overerving
Als verschillende genen genen op hetzelfde chromosomenpaar liggen. Zelfde als monohybride-kruising

Bv grijs lichaam G, normale vleugels N of zwart lichaam g, vleugelstompjes n
Grijs en normaal liggen op hetzelfde chromosoom
Zwart en vleugelstompjes ook

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ongekoppeld = de genen liggen op 
verschillende chromosomen
           

  1. Verhouding fenotypen?               
  •         9 : 3 : 3 : 1                                

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gekoppeld = de genen liggen op 
hetzelfde chromosoom
  • Genotype P?


  • Genotype F1

  • Genotype F2?
  • Andere verhouding dan verwacht, namelijk 1:2:1

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tomatenplant
Een behaarde tomatenplant met oranje vruchten, wordt gekruist met een onbehaarde tomatenplant met rode vruchten, die heterozygoot is voor beide eigenschappen. De dominante en recessieve allelen liggen gekoppeld op een chromosoom. Wat is de kans op een behaarde plant met rode vruchten?

  • allelen R= onbehaard r=behaard T= rode vrucht t =oranje vrucht
  • genotype ouders: rrtt x RrTt
  • geslachtscellen rt of rt  en RT en rt
  • kruisingsschema
  • genotypen F1= RrTt : rrtt of 1:1
  • fenotypen F1= onbehaard rode vrucht : behaard oranje vrucht of 1:1 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies