voorzetsels 28 september

Voorzetsels 
Waar/wanneer 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels 
Waar/wanneer 

Slide 1 - Tekstslide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 2 - Woordweb

Hoe herken je een voorzetsel?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

waar
wanneer
In bed
Onder het bed
Vanaf het feest
Tijdens de les

Slide 5 - Sleepvraag

klik het voorzetsel aan
'Ik zit in de boom.'
A
Ik
B
in
C
de
D
boom

Slide 6 - Quizvraag

Klik het voorzetsel aan
'Hij fietst naar het feest'
A
Fietst
B
het
C
feest
D
naar

Slide 7 - Quizvraag

Klik het voorzetsel aan
'Mia springt over het hek'
A
Mia
B
springt
C
over
D
het

Slide 8 - Quizvraag

Klik het voorzetsel aan
'Voor de deur ligt een deurmat'
A
de deur
B
voor
C
ligt
D
een

Slide 9 - Quizvraag

Ik vind voorzetsels herkennen makkelijk
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 10 - Poll

Hij staat ... de stoel te springen.
A
op
B
tijdens
C
naar
D
in

Slide 11 - Quizvraag

De burgemeester gaat ... het feest.
A
door
B
onder
C
naar
D
sinds

Slide 12 - Quizvraag

De fiets staat ... de kerk
A
op
B
tijdens
C
na
D
naast

Slide 13 - Quizvraag

... het bed hangt een poster.
A
In
B
Boven
C
Vanaf
D
Naar

Slide 14 - Quizvraag