Stijlfiguren en stijlfouten Havo 3

Stijlfiguren en stijlfouten!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren en stijlfouten!

Slide 1 - Tekstslide

In de komende lessen leer je:
- wat stijlfiguren en stijlfouten zijn
- verschillende vormen van stijlfiguren 
- verschillende vormen van stijlfouten
- hoe je deze in een tekst kunt herkennen en benoemen
- zelf stijlfiguren en stijlfouten hanteren en gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren en stijlfouten?
Stijlfiguren worden veel gebruikt door schrijvers en sprekers om de tekst levendig te houden. De schrijver doet dit doelbewust en gebruikt woorden die afwijken van hun betekenis.

Stijlfouten zijn fouten tegen de goede stijl; verkeerde woordkeuze, zinnen die ontsporen, verkeerde uitdrukkingen. Sommige stijlfouten gebeuren bewust en dan kun je ze ook stijlfiguren noemen.





Slide 3 - Tekstslide

Welke stijlfiguren/-fouten gaan we behandelen?
  1. Hyperbool 
  2.  Understatement (parabool)
  3. Eufemisme 
  4. Tautologie 
  5. Pleonasme 

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag:

Hyperbool - Understatement (parabool) - Eufemisme

Slide 5 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool is een overdrijving om iets extra te benadrukken.
De inhoud van de mededeling wordt hierbij overdreven vergroot.  Omdat je dagelijks hyperbolen gebruikt, merk je het speciale effect van de overdrijving niet meer op.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van hyperbolen
1. Ik schaamde me dood toe hij dat zei. 
2. Ik heb me kapot gelachen om die grap. 
3. Ik sterf onderhand van de dorst. 
4. Peter stikte van het lachen. 
5. Frits wordt gek van de jeuk. 
6. Ik vries mijn billen er nog af, zo koud is het hier. 
7. Ik ging met klotsende oksels naar hem toe.

Slide 7 - Tekstslide

Eufemisme
Bij een eufemisme zeg je iets wat onprettig is, op een verzachte manier. Dit kan bijvoorbeeld om gevoelige kwesties delicaat te behandelen of om woorden die als grof gezien worden, te vermijden. Het is dus NIET spottend bedoeld!
Je kunt een eufemisme onder andere gebruiken om bepaalde zaken fraaier
over te laten komen dan ze werkelijk zijn.
Het is dus op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is. 

Slide 8 - Tekstslide

Dus....
  1. Na een lange lijdensweg ging hij heen. (doodgaan) 
  2. Volgens mij is er aan jou een steekje los! (gek)
  3.  De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. (grote fouten gemaakt)
  4.  Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht. ( begraven)
  5.  Zij werkt daar als interieurverzorgster. (schoonmaakster)
  6. 'Hoe is het met uw stoelgang?', informeerde de dokter. ( poep)
  7.   De dierenarts heeft de hond laten inslapen (= gedood) 
  8. Hij is een bekende van de politie (een crimineel)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Understatement ( parabool)
Dit is het tegenovergestelde van de hyperbool: de mededeling wordt overdreven afgezwakt. Hierdoor ontstaat een spottend effect.
Het is dus op een spottende manier iets verkleinen of verzwakken. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot. 

Slide 12 - Tekstslide

Dus.....
- Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben. 

- Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld wat centjes verdiend. 

- Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden van  understatements
1. Toen hij weer een 10 voor een proefwerk behaalde, reageerde hij koeltjes met "Niet slecht". 
2. "Ik doe dat wel even." Zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden. 
3. Die akelige dictator is een onvriendelijk mannetje. 
4. De directeur van Unicef heeft een aardig salarisje. 
5. De schade aan de auto was wel iets meer dan een paar biertjes.

Slide 14 - Tekstslide

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 15 - Quizvraag

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 16 - Quizvraag

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 17 - Quizvraag

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 18 - Quizvraag

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 19 - Quizvraag

Stijlfiguren en stijlfouten!

Slide 20 - Tekstslide

stijlfiguren
Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 21 - Woordweb

Aan de slag
Hoofdstuk 2: paragraaf ‘Woordenschat’, lezen theorie en maken startopdracht en opdracht 1  ( blz. 58)

Heb je het af? Dan heb je geen huiswerk, anders is het huiswerk voor de eerstvolgende les!

Slide 22 - Tekstslide

Stijlfouten


Slide 23 - Tekstslide

In deze les leer je:
- wat een pleonasme is
- wat een tautologie is
- hoe je deze kunt herkennen en benoemen in een tekst
- hoe je deze zelf kunt hanteren en gebruiken

Slide 24 - Tekstslide

Pleonasme en tautologie

Bij beide stijlfouten gaat het om herhaling:


- Pleonasme: een eigenschap van een zaak of persoon nog eens noemen. Dit wordt gedaan door verschillende woordsoorten te gebruiken.

- Tautologie: twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen herhalen.


Slide 25 - Tekstslide

Pleonasme / tautologie

Slide 26 - Tekstslide

Wat is wat?
Pleonasme herhaalt een eigenschap dat al in een woord verwerkt zit (twee verschillende woordsoorten).
Tautologie zegt twee keer hetzelfde (met dezelfde woordsoorten synoniemen).

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video


Geef bij de volgende quizvragen steeds aan welke stijlfout je herkent in de zin.

Slide 29 - Tekstslide

Het koude ijs zat als een dikke laag op de autoruit.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 30 - Quizvraag

Die eeneiige tweelingzusjes zijn uiterlijk identiek hetzelfde, maar hun karakter is zeer verschillend.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 31 - Quizvraag

Bij zo'n operatie is er een kans op mogelijke complicaties.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 32 - Quizvraag

De plakkerige kauwgom bleef aan de onderkant van mijn schoenzool kleven.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 33 - Quizvraag

Meike wilde never nooit vlees meer eten en zwoer haar hele leven vegetariër te blijven.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 34 - Quizvraag

Sommige kranten geven op hun website het nieuws gratis weg.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 35 - Quizvraag

De hete zon schijnt fel in mijn ogen.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 36 - Quizvraag

Je moet je verplicht inschrijven voor de cursus.
A
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 37 - Quizvraag

'Rood bloed' is een:
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 38 - Quizvraag

Wat een mooie rode aardbeien!
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 39 - Quizvraag

De mondelinge bespreking
A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 40 - Quizvraag

Enkel en alleen is een vorm van
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 41 - Quizvraag

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 42 - Quizvraag

Die spullen worden gewoon gratis weggegeven.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 43 - Quizvraag

Wis en waarachtig is een
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 44 - Quizvraag

Hij pakte het koude ijs.
A
pleonasme
B
C
D
tautologie

Slide 45 - Quizvraag

Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 46 - Quizvraag

De ronde bal lag op de grond.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 47 - Quizvraag

Aan de slag
Hoofdstuk 4: paragraaf ‘Woordenschat’, lezen theorie en maken startopdracht, opdracht 1 en 2 ( blz. 126-127)

Heb je het af? Dan heb je geen huiswerk, anders is het huiswerk voor de eerstvolgende les!

Slide 48 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je weet wat tautologie en pleonasme is.
  • Je kunt tautologie en pleonasme in zinnen herkennen.

Slide 49 - Tekstslide