Di 21 maart schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Schooltaalwoorden
het begrip
het inzicht
het tekort aan 
overzichtelijk 
in grote lijnen 
aantonen
op de hoogte zijn van 
ten koste gaan van 
onderscheiden 
deelnemen aan
het woord
het weten hoe iets in elkaar zit
te weinig van
zo dat je snel en makkelijk kunt zien wat het is samengevat tot de belangrijkste punten bewijzen
weten
een nadeel zijn voor
verschillen tussen dingen zien of beschrijven meedoen met

Slide 2 - Tekstslide

Schooltaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Schooltaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Lees de zin hieronder.
Welk schooltaalwoord past het best in de zin??

'Het is _______ gezien niet mogelijk om met een helikopter naar de maan te vliegen! '
A
afzonderlijk
B
geregeld
C
reeds
D
praktisch

Slide 5 - Quizvraag

Lees de zin hieronder.
Welk schooltaalwoord past het best in de zin??

'In de discussie kwam _______ naar voren dat iedereen zijn eigen mening mag hebben.'
A
de garantie
B
de dosis
C
het argument
D
de relatie

Slide 6 - Quizvraag

Dit jaar zijn de docenten Nederlands begonnen met de schooltaalwoorden/weekwoorden
A
Ik heb woorden aangeleverd en ben hierover tevreden
B
Ik heb geen woorden aangeleverd en heb spijt
C
Ik heb geen woorden aangeleverd en dit is prima
D
Ik heb woorden aangeleverd, maar zou volgend jaar nog meer woorden willen aanleveren

Slide 7 - Quizvraag

Leerlingen leren in de zaakvaklessen schooltaalwoorden en vaktaalwoorden.

Welke woorden zijn schooltaalwoorden?
A
tijdvak - middeleeuwen
B
definitie - conclusie
C
landstreek - veen
D
voedselketen - diersoort

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
boterham
B
moeilijk
C
netjes
D
selecteren

Slide 9 - Quizvraag

Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?

Is deze nieuwe app … voor het opzoeken van informatie?

A
geregeld
B
aandachtig
C
geschikt
D
afzonderlijk

Slide 10 - Quizvraag

Schooltaalwoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 11 - Quizvraag

Definitie is een schooltaalwoord. Bij aardrijkskunde vind je veel definities. Dit betekent:
A
hoeveelheid materie
B
rekeningen
C
omschrijvingen
D
samenhangen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beweren?
A
bij elkaar doen
B
verdelen
C
zeggen dat iets zo is
D
overgaan

Slide 13 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Ordelijk en … kunnen werken op kantoor is erg belangrijk.
A
efficiënt
B
effectief

Slide 14 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Greenpeace is … de bescherming van bedreigde diersoorten.

A
pro
B
contra

Slide 15 - Quizvraag

Ben je een leek op het gebied van schooltaalwoorden ?
A
leek = expert
B
leek = iemand die ergens gek op is
C
leek = geïnteresseerde
D
leek = iemand die ergens weinig verstand van heeft

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
driftig
B
beweren
C
opscheppen
D
lelijk

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beoordelen?
A
zeggen wat je van iets of iemand vindt
B
bij elkaar doen
C
kiezen
D
gaan over

Slide 18 - Quizvraag

Welk schooltaalwoord past het best in de zin?

Het is ... gezien niet mogelijk om met een helikopter naar de maan te vliegen!
A
afzonderlijk
B
geregeld
C
reeds
D
praktisch

Slide 19 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Jeugd wordt heel vaak … met brutaal gedrag.
A
geassocieerd
B
geïnterpreteerd

Slide 20 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
De commissaris hoopt dat de dader van de steekpartij zichzelf ...

A
in de verf zet
B
aangeeft

Slide 21 - Quizvraag

Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?

Wat hier gebeurt, is … een schandaal en dit pik ik dus niet.

A
aandachtig
B
eventueel
C
gebruikelijk
D
ronduit

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk voor do 23 maart
Maken opdr. 1 en 2

Woorden uit de media
Blz. 177/178
Over taal blok 4

Slide 23 - Tekstslide