sterke en zwakke werkwoorden

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Lesoverzicht

- Wie is er wel en wie niet?

- Hoe gaat het met je?

- Verwachtingen

- Wat gaan we doen?

Stil lezen

Pak het  leesboek dat je gisteren hebt gekozen en ga lekker lezen.

Verwachtingen

Tijdens de les:

- luister je naar de instructie. Je praat niet door de leerkracht heen.

- doe je actief mee.

- Je let op jezelf.

- Je hebt je spullen bij je.

WELKOM!

Nederlands 

- Jas aan de kapstok

- Telefoon in de bak

- Kauwgom in de prullenbak

Ga lekker zitten!

Wat gaan we doen?

- samen lezen het Pungelhuis 

- instructie sterke en zwakke werkwoorden

Het pungelhuis

Wat vinden Piet en Sjefke nu van 

elkaar?

Wat kwam Piet te weten over de 

makelaar?

herhalen

Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijf.

	kijken	vinden
ik vorm	ik kijk kijk jij?
ik- vorm+ t	jij kijk t hij/zij kijk t
hele werkwoord	wij kijken jullie kijken zij kijken

tekenen                      antwoorden              hoesten

ik
jij?
jij
hij/zij
wij
jullie
zij/ze

Doel: 

Ik kan sterke en zwakke werkwoorden herkennen

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:

lopen> liepen  gaan>gingen

Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. 

hopen> hoopten luisteren> luisterden

Maken:

pagina 226

opdracht 1, opdracht 2

Pagina 227

opdracht 3 en opdracht 4