VWO 1 h. 9.1 grammatica les 4 bijwoordelijke bepaling

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

h.9.1 Taalverzorging
Grammatica 


de bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen


  • je kunt het meewerkend voorwerp in de zin vinden.
  • je kunt de bijwoordelijke bepalingen in de zin vinden.


Slide 3 - Tekstslide

Wat doen we deze les?


  • We herhalen kort de het meewerkend voorwerp;

  • We bespreken de bijwoordelijke bepalingen;

  • Jullie gaan aan de slag met de opdrachten in paragraaf 9.1

Slide 4 - Tekstslide


Je vindt het meewerkend voorwerp door het antwoord op de volgende vraag te vinden.

Wie/Wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag


Soms begint een meewerkend voorwerp met een voorzetsel. Klopt dat? 
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag


Een meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' en 'geven'. Klopt dat? 
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp                  Hoe vind je het mv?

   


  • Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.

  • Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (meedelen, uitleggen, zeggen) of met ‘geven’ (overhandigen, lenen, toesturen)



1. Zoek het onderwerp, het werkwoordelijk
   gezegde en het lijdend voorwerp.
 
2. Stel de vraag:
    Aan/Voor wie + wwg + ow + lv?
    Het antwoord (als er een antwoord is) is het
    meewerkend voorwerp.

3. Controleer ten slotte of je aan (voor) kunt
    weglaten of toevoegen.



Slide 8 - Tekstslide


De chirurg heeft de patiënt veel adviezen gegeven.

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?
A
De chirurg
B
de patiënt
C
adviezen
D
veel adviezen

Slide 9 - Quizvraag


De docent legde de moeilijke som uit aan de leerlingen.
Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?
A
De docent
B
de moeilijke som
C
de leerlingen
D
aan de leerlingen

Slide 10 - Quizvraag


Tijdens de vakantie bezoeken zij hun oma bijna elke week.

Wat is het meewerkend voorwerp?

A
Tijdens hun vakantie
B
hun oma
C
bijna elke week
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag


Schep jij een bordje nasi op voor je oma?

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?

A
jij
B
schep op
C
een bordje nasi
D
voor je oma

Slide 12 - Quizvraag


Gisteren plaatste de klusjesman de lampjes aan het plafond.

Wat is het meewerkend voorwerp?

A
de klusjesman
B
de lampjes
C
aan het plafond
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling


  • Zinsdelen als met zijn mobiele telefoon, aan de bomen, eindelijk zijn zinsdelen die iets over de handeling of de toestand in de zin vertellen. 

  • Ze geven bijvoorbeeld aan waar, wanneer en/of waarom iets gebeurt. Je noemt zo’n zinsdeel een bijwoordelijke bepaling (bwb).

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

  • Om snel de bijwoordelijke bepaling te vinden, stel je vragen als: 
     waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar,  hoe, hoeveel?

  • Een bijwoordelijke bepaling begint vaak met een voorzetsel.

  • Als de vraagwoorden waar, wanneer, waardoor, waarmee, enzovoort aparte zinsdelen zijn, zijn dat ook bijwoordelijke bepalingen.

  • Zinsdelen die je gemakkelijk kunt weglaten als ook, wel, niet en toch zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

  •  Alle zinsdelen die overblijven na het zoeken van het ow-wwg-lv-mv zijn bijwoordelijke
     bepalingen (bwb).




Slide 16 - Tekstslide

Stappenplan voor het vinden en benoemen van zinsdelen:






   

1. Zoek de pv en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Zoek het onderwerp van de zin. Zoek het antwoord op de vraag:
    Wie/Wat +werkwoordelijk gezegde?
3. Zoek het werkwoordelijk gezegde (let op gescheiden werkwoorden
   en 'te' voor het hele werkwoord in de zin).
4. Zoek het lijdend voorwerp in de zin. Zoek het antwoord op de vraag:
    Wie/Wat +werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
5. Zoek het meewerkend voorwerp in de zin.
    Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
6. Alle zinsdelen die overblijven na het zoeken van het ow-wwg-lv-mv zijn bijwoordelijke
   bepalingen (bwb).
   Let op: er kan geen bwb in de zin staan, er kunnen er één of meer bwb's in de zin staan.

Slide 17 - Tekstslide


Gisteren plaatste de klusjesman de lampjes aan het plafond.

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen?

A
gisteren de klusjesman
B
de lampjes aan het plafond
C
gisteren aan het plafond
D
geen bijwoordelijke bepaling(en)

Slide 18 - Quizvraag

Zelf aan de slag
  • maak van h.9.1 (blz. 77 en verder) opdracht  8 t/m 10
  • + werkblad van het meewerkend voorwerp;
  • (als je klaar bent begin aan het werkblad van de bijwoordelijke bepaling) (boek/of online).


Slide 19 - Tekstslide