Examentraining Spreken (OWR B1) - Versie 1

Examentraining Spreken Programma I
Ik kan vertellen wat ik bij het examen Spreken B1 moet doen
Ik kan adequate en grammaticaal goede antwoorden geven
Ik kan de juiste woorden gebruiken tijdens het spreken

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Spreken Programma I
Ik kan vertellen wat ik bij het examen Spreken B1 moet doen
Ik kan adequate en grammaticaal goede antwoorden geven
Ik kan de juiste woorden gebruiken tijdens het spreken

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden
Opdracht: Bespreek in duo's:

- Wat weet je al over het examen Spreken B1?
- Welke taalhandelingen komen vaak in het examen voor? 
- Welke handige woorden of zinnen ken je bij de taalhandelingen? 

Voorbeeld taalhandeling: een mening geven
Handige woorden / zinnen: Ik vind ... / Volgens mij ...


timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Voorbereiden
Informatie over het examen Spreken B1:

  • Je maakt het examen op de computer
  • Je praat via een microfoon
  • Het examen duurt ongeveer 30 minuten
  • Deel 1: 8 korte spreekopdrachten (20 seconden spreektijd)
  • Deel 2: 8 middellange spreekopdrachten (30 seconden spreektijd)
  • Je hoort een pieptoon en je begint met spreken
  • Als de spreektijd om is, hoor je weer een pieptoon

Slide 3 - Tekstslide

Voorbereiden
Als je iets zegt met een doel,
dan noem je dat een taalhandeling.

In deze opgave zie je de 
taalhandeling: een mening geven.



Slide 4 - Tekstslide

Voorbereiden
Taalhandeling:
  • Een mening geven

Handige zinnen:

  • Ik vind ... het beste idee
  • Volgens mij is ... het beste idee

  1. want / omdat
  2. ten eerste / om te beginnen
  3. ten tweede / ook / daarnaast / bovendien

Slide 5 - Tekstslide

Voorbereiden
Opdracht: Bespreek in duo's:

- Welke taalhandelingen zie je bij de drie opgaves?
- Wat kun je zeggen bij oefening 1 (20 seconden)?
- Wat kun je zeggen bij oefening 2 (20 seconden)?
- Wat kun je zeggen bij oefening 3 (30 seconden)?

Klaar? Bekijk de lijst met signaalwoorden in je boek. Welke signaalwoorden gebruik je vaak? Welke niet? Zoek de betekenis en het gebruik van nieuwe signaalwoorden op.
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiden
Taalhandeling: 
  • ergens over klagen

Handige zinnen: 

  • Ik heb een klacht over ... , want / omdat ...
  • Ik ben niet tevreden over … , want / omdat ...
  • Online: Ik heb ... bij jullie besteld, maar ...
  • Winkel: Ik heb hier … gekocht, maar …

Slide 7 - Tekstslide

Voorbereiden
Taalhandeling: 
  • een instructie geven

Handige zinnen: 

  • Je moet (signaalwoord) ...
  • (Signaalwoord) moet je ...

  1. ten eerste + ten tweede
  2. om te beginnen + daarnaast
  3. eerst + daarna

Slide 8 - Tekstslide

Voorbereiden
Taalhandeling: 
  • een advies geven

Handige zinnen: 

  • Als ik jou was, zou ik ...
  • (Signaalwoord) zou ik ... 

  • Je zou ... kunnen / moeten ... 
  • Je zou (signaalwoord) ... kunnen /moeten  ...      


Slide 9 - Tekstslide

Samen oefenen
Opdracht: We oefenen samen met een aantal korte spreekopdrachten (deel 1) uit het examen Spreken 2023. We openen een opgave op het bord en lezen deze eerst samen. Daarna doet een cursist de opdracht. 

Tip: Maak het antwoord niet te lang als dat niet nodig is.

Slide 10 - Tekstslide


Pauze

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen tot ... uur
Opdracht: Maak zelfstandig opnames van de middellange spreekopdrachten (deel 2) van het examen Spreken 2023. 

  • Zoek eerst een rustige plek in de school.
  • Neem dan de opdrachten op via je telefoon.
  • Maak bij elke opdracht een nieuwe opname.
  • Geef elke opname een titel. Bijvoorbeeld: Opgave 1.

Let op: Spreek niet te zacht! 

Om ... uur moet je terug zijn in het lokaal.

Slide 12 - Tekstslide

Bespreken in groepjes tot ... uur
Opdracht: Werk samen in je groepje. Lees de opdracht. Luister daarna samen naar de opnames. 

Geef elkaar feedback op deze punten:

  • De inhoud is adequaat (de opname is duidelijk en past bij de situatie)
  • De grammatica (inversie, woordvolgorde in bijzinnen, werkwoordstijden, comparatief en superlatief) is correct
  • De woorden passen goed bij de situatie

Twijfel of discussie? Vraag de docent om feedback.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is voor jou nog een belangrijk aandachtspunt bij het spreken? Wat wil / moet je nog verbeteren?

Slide 14 - Open vraag