2mavo SO 6.1 en 6.2

2mavo SO 6.1 en 6.2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2mavo SO 6.1 en 6.2

Slide 1 - Tekstslide

Geef bij elk van de volgende zaken aan welke overheid hiervoor verantwoordelijk is. Sleep de juiste overheid naar het juiste antwoord.
De gemeente
De provincie
Het Rijk
Het vaststellen waar Etten-Leur en Schijf mogen uitbreiden.
De zorg en huisvesting van bejaarden.
De aanleg van een snelweg tussen Breda en Rotterdam.
Vaststellen waar natuurgebieden moeten komen.

Slide 2 - Sleepvraag

Als er nieuwbouw komt voor jouw school,
dan zijn er ook ambtenaren betrokken bij de voorbereidingen. Geef hier een verklaring voor.

Slide 3 - Open vraag

In Nederland is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de spoorwegen. Leg uit waarom dit een verantwoordelijkheid is van het Rijk en niet van de gemeente of de provincie.

Slide 4 - Open vraag

Van de volgende voorzieningen horen en drie bij de particuliere sector. Sleep de juiste drie naar het vakje particuliere sector.
particuliere sector

Slide 5 - Sleepvraag

Ons land wordt bestuurd door de regering. Wie vormen de regering? Geef de juiste antwoorden.
A
Eerste kamer
B
Koning
C
Ministers
D
Tweede kamer

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noem je de overheid en de instellingen die zorgen voor de uitkeringen?

Slide 7 - Open vraag

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist.
JUIST
ONJUIST
Voor collectieve voorzieningen moet je betalen als je er gebruik van maakt.
De politie en de spoorwegen zijn voorbeelden van collectieve voorzieningen.
Op collectieve voorzieningen moet winst worden gemaakt.

Slide 8 - Sleepvraag

Voor wie is de sociale zekerheid bedoeld?
A
Voor mensen die behoren tot de collectieve sector.
B
Voor mensen die solliciteren naar een nieuwe baan.
C
Voor mensen die geen of weinig inkomen hebben.
D
Voor mensen die nog aan het studeren zijn.

Slide 9 - Quizvraag


Verklaar waarom de hoogte van de AOW-uitkering niet hetzelfde is voor een alleenstaande als voor iemand die getrouwd is of samenwoont met zijn/haar partner. (gebruik bron 1.)
Bron 1

Slide 10 - Open vraag


Henry werkt in de vakantie een paar uur per week bij strandtent Zeezicht. Aan het eind van de maand krijgt hij zijn loonstrook. Daarop kan hij zien hoeveel hij verdiend heeft. Met een deel van zijn loon betaalt Henry mee aan de uitkeringen van mensen die daar recht op hebben. 
Hoeveel procent is dat van zijn brutoloon? 
(Schrijf je berekening op en 
rond het antwoord af op één decimaal.)
Bron 1

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide