In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Spoorboekje
Terugkoppeling monohybryde kruising/stambomen
Even stilstaan bij de doelen van deze les
DNA/RNA
Filmpje
Zelf knutselen met DNA
Werken aan het PO "evolutie van de mens"
Checken lesdoelen (in lessonup, dus blijf online)
Slide 2 - Tekstslide
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant. Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 3 - Quizvraag
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Het genotype van de P-generatie is bekent. Rood haar is reccesief. Je ziet dat er genotypen ontbreken. Toch kun je deze invullen door kruisingschema's te maken.
Slide 4 - Tekstslide
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 5 - Open vraag
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
DNA
Slide 8 - Tekstslide
0
Slide 9 - Video
RNA versus DNA
Slide 10 - Tekstslide
Transcriptie en translatie
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Keuze
Oefenen op biologiepagina, klas 2/3 VWO, oefentoets erfelijkheid kruisingen
Bezig met het PO "Evolutie van de mens"
Maken opdrachten Malmberg 5.4 Transcriptie/translatie opdracht 1 tm 4 en 6 tm 8
Laatste 4 minuten "exit ticket"
Slide 16 - Tekstslide
Noem drie verschillentussen DNA en RNA..
Enkelstrengs
bevat U ipv T
bevat ribose
Bevat gen info
dubbelstrengs
bevat desoxyribose
DNA
RNA
Slide 17 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen DNA en RNA?
A
DNA is enkelstrengs en RNA is dubbelstrengs
B
DNA bestaat uit A-T-G-C en RNA uit A-U-G-C
C
RNA komt bij mensen niet voor
Slide 18 - Quizvraag
Een chromosoom is
A
een erfelijke eigenschap
B
een deel van je genen
C
een lange, dunne draad DNA
D
je genotype
Slide 19 - Quizvraag
hoeveel (menselijke) aminozuren zijn er?
A
1
B
4
C
20
D
heel veel
Slide 20 - Quizvraag
Een stukje coderende streng DNA heeft de volgorde: ACT AGC TCG Wat is de volgorde van dit stuk in mRNA?