M2 Talent H2.5 Spelling - les 2

H2.5 Spelling - les 2
Les 1 
Zwakke werkwoorden
Meervoud op -ën
Nederlands
Mavo 2
Talent

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2.5 Spelling - les 2
Les 1 
Zwakke werkwoorden
Meervoud op -ën
Nederlands
Mavo 2
Talent

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
  • Uitleg verkleinwoorden
  • Uitleg zelfstandige naamwoorden in het meervoud
  • Oefenen met meervoud en verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud
  • Uitleg verkleinwoorden
  • Uitleg zelfstandige naamwoorden in het meervoud
  • Oefenen met meervoud en verkleinwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Spelling verkleinwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Je kunt verkleinwoorden maken door -tje of -pje 
achter het woord te plakken.

Bijvoorbeeld:
bloem - bloempje
tafel - tafeltje

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Woorden die eindigen op een -a, -o, of -u krijgen een extra klinker bij het maken van het verkleinwoord om uitspraakproblemen te voorkomen.

foto         - fotootje                  en niet fototje 
opa          - opaatje                   en niet opatje
paraplu  - parapluutje          en niet paraplutje

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van auto?
A
autotje
B
autootje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van menu?
A
menuutje
B
menutje

Slide 8 - Quizvraag

Spelling meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een trema?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een trema?

ë: puntjes op de e

Waarom?
  • In het Nederlands gebruiken we veel medeklinkers achter elkaar, zo ook in het meervoud. We plakken er vaak –en achter. 
  • Hierdoor kunnen leesproblemen ontstaan, zoals bij het woord zee. 
  • Een trema voorkomt deze leesproblemen. Je leest dan niet zeeeeeen, maar 'zeejun'.  

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist?
A
fantasieën
B
fantasiën

Slide 12 - Quizvraag

Meervoud op -ieën
Ligt in het woord de klemtoon op de laatste lettergreep, 
dan schrijf je in het meervoud - ieën.

therapie - therapieën
calorie - calorieën

Er komt dus -ën achter het enkelvoud.

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud op -ën
Ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep, 
dan schrijf je in het meervoud  -iën

olie - oliën
bacterie - bacteriën

Er komt dus -"n achter het enkelvoud.

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud op -ee
Als het enkelvoud eindigt op een -ee, 
dan maak je het meervoud -ën.

  • zee -> zeeën

Slide 15 - Tekstslide

Samenvattend:
Als de klemtoon  op de laatste lettergreep ligt            -> ën
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt    -> "n
Als een woord eindigt een woord op -ee                         -> ën                               

Slide 16 - Tekstslide

Hoe weet je waar de klemtoon ligt?
Zoek  het op in een woordenboek of op www.vandale.nl
De lettergreep met de klemtoon is onderstreept.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe weet je waar de klemtoon ligt?

  • Neem een woord in gedachten, bijvoorbeeld kolonie.
  • Doe alsof je hondje Kolonie heet.
  • Je bent je hondje kwijt. Roep hem maar hardop.. Koloooonie.
  • De klemtoon ligt op de lange klank. Ko-lo-nie.
  • Meervoud is dus: koloniën.

Slide 18 - Tekstslide

Waar ligt de klemtoon bij het woord braderie?
A
bra
B
de
C
rie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
braderie?
A
braderien
B
braderieën
C
braderieen
D
braderiën

Slide 20 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord kolonie?
A
ko
B
lo
C
nie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kolonie?
A
kolonien
B
kolonieën
C
kolonieen
D
koloniën

Slide 22 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord therapie?
A
the
B
ra
C
pie

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
therapie?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het meervoud van fee?
A
feeën
B
feën
C
feeen
D
feen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van melodie?
A
melodien
B
melodieen
C
melodieën
D
melodiën

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
porie?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het meervoud van
twee?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het meervoud van
kopie?

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk voor de volgende les

H2.5 Spelling
maken opdracht 5 t/m 8

Slide 30 - Tekstslide