1.4 Europa en de wereld

Deze les:
- herhaling par. 1.3 De ECB
- uitleg par. 1.4
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les:
- herhaling par. 1.3 De ECB
- uitleg par. 1.4

Slide 1 - Tekstslide

Als de ECB de rente verhoogt,
Als de ECB de rente verlaagt,

gaan mensen meer sparen
gaan mensen minder lenen
gaan mensen minder sparen
gaan mensen meer lenen
consumenten geven dan meer uit
consumenten geven dan minder uit

Slide 2 - Sleepvraag

'Als de ECB de rente voor de banken verhoogt, gaat ook de rente voor consumenten omhoog. die gaan dan 

                             lenen en

sparen. Ze geven dan 

                            geld uit, zodat er 

vraag is naar goederen en diensten. Daardoor zullen de prijzen

                           stijgen, zodat er ook         
                               
 inflatie is.

Vul de zinnen aan. Kies uit: meer-minder.
meer
meer
meer
meer
meer
meer
minder
minder
minder
minder
minder
minder

Slide 3 - Sleepvraag

Welke 2 middelen heeft de ECB om de inflatie te beteugelen?
A
Grootte van de geldhoeveelheid bepalen
B
Beheren van externe reserves (goud, dollars, andere valuta en bezittingen)
C
Toezicht op financiële instellingen (verzekeraars, pensioenfondsen, groten banken)
D
Hoogte van de rente beïnvloeden

Slide 4 - Quizvraag

Monetair beleid van de ECB bestaat uit de geldhoeveelheid en hoogte van de rentestand bepalen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer de CB waardepapieren zoals leningen en obligaties aan banken verkoopt, dan
A
groeit de geldhoeveelheid / wordt groter
B
krimpt de geldhoeveelheid (wordt kleiner)

Slide 6 - Quizvraag

Als de geldhoeveelheid krimpt,
A
dan wordt geld lenen duurder = rente stijgt
B
dan wordt geld lenen goedkoper = rente daalt

Slide 7 - Quizvraag

Als de ECB bepaalt dat banken hun reserves moeten verhogen, dan wordt de geldhoeveelheid
A
groter en rente gaat omhoog
B
groter en rente gaat omlaag
C
kleiner en rente gaat omhoog
D
kleiner en rente gaat omlaag

Slide 8 - Quizvraag

Welke taken heeft de ECB?
A
Inflatie beteugelen
B
betalingsverkeer op orde houden (bankbiljetten en betaalverkeer)
C
Toezicht op financiële instellingen (verzekeraars, pensioenfondsen, grote banken)
D
Beheren van externe reserves (goud, dollars, andere valuta en bezittingen)

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

1.4 Europa en de wereld

Slide 11 - Tekstslide

Vraag
Wat bepaalt de prijs van de dollar?

  • Vraag en aanbod naar deze munt!

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoel
Vandaag leer je:
  • Welke voordelen er zijn aan het hebben van de Euro
  • Wat de effecten zijn van veranderende wisselkoersen en welk beleid invloed hier op kan hebben

Slide 13 - Tekstslide

De €
Voordelen van één gemeenschappelijke muntsoort (valuta):
  • Geen transactiekosten meer voor het inwisselen van geld bij handel en consumptie onderling
  • Geen prijsschommelingen meer bij handel (prijsrisico)
  • De gezamenlijke export naar buiten de EU zorgt voor veel meer vraag van de munt. Hierdoor wordt de munt meer waard ten opzichte van vreemde valuta. 

Slide 14 - Tekstslide

De €
Nadelen van één gemeenschappelijke muntsoort (valuta):
  • Landen die een zwakke begroting hebben, maken schulden. Geldhoeveelheid neemt toe en daalt de waarde van de Euro
  • Sterke landen moeten altijd helpen. Kosten ook honderden miljarden.

Slide 15 - Tekstslide

Wat hebben we hierover afgesproken?
  • Europese Monetaire Unie (EMU) => Eurolanden
  • 20 EU-landen wel, 7 niet
  • Stabiliteits- en Groeipact:
  1. inflatie niet hoger dan 1,5% van drie laagste landen
  2. rente niet hoger dan 2% laagste landen
  3. rijksbegroting niet groter dan 3% van BBP
  4. Staatsschuld niet groter dan 60% van BBP
  5. Wisselkoersontwikkeling moet gelijk worden aan wisselkoers van de euro

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wisselkoers
  • Vraag en aanbod bepalen de wisselkoers
  • De wisselkoers bepaalt ook vraag en aanbod

Slide 22 - Tekstslide

Het belang van een stabiele wisselkoers
Als de wisselkoers daalt dan worden vreemde valuta duurder, het gevolg is...

Slide 23 - Tekstslide

Het belang van een stabiele wisselkoers
Als de wisselkoers stijgt dan wordt de eigen munt duurder, het gevolg is...

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht
Wat: integratieopdracht blz. 58
Hoe: Voor jezelf. In je schrift
Tijd: 20 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Kijk je eigen werk na en begin alvast aan het huiswerk: opdracht 45 -  52, 54, 55 en herhaling 1, blz. 58



timer
20:00

Slide 35 - Tekstslide

( E - M ) daalt
( E - M ) stijgt
Stijging BBP Nederland
Stijging BBP buitenland
Stijging prijs Nederlandse producten tov buitenland
Stijging wisselkoers euro

Slide 36 - Sleepvraag

Appreciatie
Depreciatie
De inflatie in de eurozone is een stuk hoger dan in de rest van de wereld.
De rente in de eurozone gaat omhoog, waardoor veel buitenlandse beleggers in de eurozone gaan beleggen.
Doordat de lonen in de eurozone fors gestegen zijn, willen buitenlandse bedrijven niet meer zo graag investeren in de eurozone.
Doordat de lonen in de eurozone fors gestegen zijn, kopen consumenten uit de eurozone veel buitenlandse producten.

Slide 37 - Sleepvraag

Wat is het nadeel van een vaste wisselkoers?
A
onzekerheid
B
ruime beleidsvrijheid overheid en bedrijven
C
beperkte beleidsvrijheid overheid en cb

Slide 38 - Quizvraag

De wisselkoers was € 1 = $ 2, nu is de wisselkoers € 1 = $ 1. Daardoor kan de EU nu .... importeren.
A
Meer
B
Minder

Slide 39 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft de concurrentiepositie gelijk

Slide 40 - Quizvraag

Appreciatie Euro leidt tot..
A
Daling koopkracht
B
Stijging koopkracht
C
Geen verandering koopkracht

Slide 41 - Quizvraag

Als de rente in EMU stijgt, wat gebeurt er dan met de wisselkoers euro/dollar?

Slide 42 - Open vraag

Leg uit wat het gevolg is van een stijging van de wisselkoers op de werkgelegenheid.

Slide 43 - Open vraag

Waarom dalen de prijzen als de wisselkoers stijgt?

Slide 44 - Open vraag

Wat gebeurt er met de inflatie als de wisselkoers stijgt?

Slide 45 - Open vraag

Leg uit dat in hoogconjunctuur de wisselkoers kan dalen.

Slide 46 - Open vraag

Opdracht
Wat: integratieopdracht blz. 58
Hoe: Voor jezelf. In je schrift
Tijd: 20 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Kijk je eigen werk na en begin alvast aan het huiswerk

Deze week afronden paragraaf 1.4
Volgende week start uitleg hoofdstuk 2
Lees alvast paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2 door. 



timer
20:00

Slide 47 - Tekstslide

Huiswerk maken 1.4

Slide 48 - Tekstslide