Waterzuivering met natuurlijke materialen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterzuivering met natuurlijke materialen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:

  1. Vooraf:
    Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen

  2. Instructie:
    Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen

  3. Toepassing:
    Actieve verwerking, Formatief handelen 

  4. Evaluatie:
    Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht Periode 3 (ZV3B)
  • Thema: Erfelijkheid & Evolutie en alle eerdere lesstof
  • Benodigde lesmaterialen: BvJ B, later ook A, papier en pen
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10 
Week 11
Week 12
Toetsbespreken (Suikerfeest)
5.1 Genotype en fenotype + 5.2 Chromosomen
5.3 Genen en alllelen + 5.8 Dominant en recessief
Vakantie
Vakantie


5.9 Kruisingen
5.5 Evolutietheorie
5.4 Transcriptie
Hemelvaart
Herhaling
Herhaling
Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Checklist:
  • Bepaal welke voorkennis relevant is voor de nieuwe lesstof.
  • Ontwerp een terugblik-opdracht die deze voorkennis activeert.
  • Overweeg of en hoe thuistalen ingezet kunnen worden om voorkennis te activeren.
Wat is compost?
Welke voordelen heeft compost voor het milieu?

Slide 7 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
Practicum
Waterzuivering met natuurlijke materialen (50 minuten)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding:
  • Schoon drinkwater is essentieel voor het leven, maar niet overal ter wereld vanzelfsprekend. 

  • In dit practicum onderzoeken we hoe natuurlijke materialen zoals katoen, houtskool, zand en grind kunnen bijdragen aan het zuiveren van vervuild water.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van dit Practicum
Leerdoelen:
• Leren hoe natuurlijke materialen kunnen bijdragen aan waterzuivering.
• Verschillende parameters (troebelheid, pH, geur, geleidbaarheid) leren meten.
• Inzicht krijgen in duurzame en eenvoudige filtratiemethoden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benodigheden
  • Plastic flessen (0,5 L)  2-3
  • Katoen of watten 1 handvol
  • Houtskool (geactiveerd indien mogelijk) 1 kopje
  • Zand (schoon) 1 kopje
  • Grind of kleine steentjes 1 kopje
  • Trechter (optioneel) 1



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benodigheden
  • Bekers of glazen (voor watermonsters) 3–5
  • Lepel of roerstaaf 1
  • Trechterstandaard (of houder) 1
  • Filterpapier (optioneel) 2–3 Pl
  • Handschoenen en veiligheidsbril 1 per leerling


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor het water en metingen:
Benodigdheid                                                             Opmerkingen
Kraanwater (voor verdunnen)
Aarde, koffiedik, azijn, zout                               Om water te vervuilen
pH-strips of pH-meter
Geleidbaarheidsmeter (EC-meter)
Turbiditeitsmeter of wit papierkaart                 Voor troebelheid
Neus! (geur beoordelen)                             Subjectieve beoordeling



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke Begrippen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtergrond informatie
• FF = konijn met vacht
• Ff = konijn met vacht
• ff = konijn zonder vacht (overleeft niet in de kou)
• Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat ff-konijnen niet overleven en dus geen nakomelingen krijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
1. Schrijf een hypothese:
Wat denk je dat er gaat gebeuren met de rode en witte bonen na 5 rondes?
📘 Hypothese
Als ___________________________________________________________
dan ___________________________________________________________.
________________________________________

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
2. Doe de 50 rode en 50 witte bonen in het zakje.
Dit is de startpopulatie (100 genen = 50 konijnen).
3. Trek steeds 2 bonen uit het zakje zonder te kijken.
  • FF → Leg in schaal FF
  • Ff (1 rood + 1 wit) → Leg in schaal Ff
  • ff (2 wit) → Leg in schaal ff


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
4. Tel hoeveel konijnen je van elk soort hebt.
 Deel het aantal bonen per schaal door 2 → dat is het aantal konijnen.
o Tel ook het aantal F- en f-allelen in FF en Ff.
o ff-konijnen gaan dood en doen niet mee aan de volgende ronde.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
  • Geef aan wat de ouders zijn en noteer hun genotypen.
  • Maak een overzicht van de genotypen (de erfelijke opstelling) en fenotypen (uiterlijke kenmerken) van de nakomelingen.
  • Bepaal de verhouding van de verschillende genotypen en fenotypen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
5. Schrijf alles op in de tabel.
Bereken genfrequentie:
  • F = aantal F / totaal aantal overgebleven genen
  • f = aantal f / totaal aantal overgebleven genen

6. Stop alleen de overlevende bonen (uit FF en Ff) terug in het zakje.
  • Begin opnieuw met paren (stap 3).
  • Herhaal dit 5 keer (5 generaties).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen:
7. Teken een grafiek van je resultaten.
  •  x-as = generaties (1 t/m 5)
  •  y-as = genfrequentie (0 t/m 1)
Teken 2 lijnen:
Rode en vaste lijn = F-frequentie 
 Blauwe lijn (gestippeld) = f-frequentie 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld van een resultaattabel

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een datagrafiek

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie vragen:
1. Klopte jouw hypothese? Waarom wel of niet?
________________________________________
2. Wat was de beginfrequentie van F en f?
________________________________________
3. Wat gebeurde er met f-genen na 5 generaties?
________________________________________


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie vragen:
1. Klopte jouw hypothese? Waarom wel of niet?
Ja, de hypothese klopte. De frequentie van het f-gen nam af omdat ff-konijnen niet overleven in de kou en dus geen genen doorgeven aan de volgende generatie.
2. Wat was de beginfrequentie van F en f?
Er waren 50 F-genen (rode bonen) en 50 f-genen (witte bonen), dus:
• Genfrequentie F = 0,5
• Genfrequentie f = 0,5



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie vragen:
3. Wat gebeurde er met f-genen na 5 generaties?
De frequentie van f-genen nam af omdat ff-konijnen telkens sterven en niet voortplanten. Daardoor komt het f-gen steeds minder voor in de populatie.
________________________________________
4. Waarom veranderen de aantallen F en f?
Door natuurlijke selectie: alleen konijnen met minstens één F-gen overleven en kunnen zich voortplanten. Het f-gen wordt daardoor steeds minder doorgegeven.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie vragen:
5. Hoe zou het veranderen als er nieuwe konijnen bijkwamen?
Als er konijnen met f-genen bijkwamen (bijv. door migratie), zou de frequentie van het f-gen tijdelijk weer kunnen toenemen — tenzij de selectiedruk blijft bestaan, dan neemt het alsnog af.
________________________________________
6. Waarom verdwijnen dodelijke genen (zoals f) niet altijd in de natuur?
Dodelijke genen kunnen verborgen blijven in heterozygote individuen (Ff), die wel overleven en het gen ongemerkt doorgeven aan hun nakomelingen.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie vragen:
7. Hoe laat dit spelletje zien hoe evolutie werkt?
Het laat zien dat natuurlijke selectie bepaalt welke genen worden doorgegeven. Daardoor verandert de genetische samenstelling van een populatie over meerdere generaties: dat is evolutie.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindslide.

Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies