bijv nw en much/many

Theme 3
Showbiz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 3
Showbiz

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Thema 3 - Part E - grammar 5
Vaste woordvolgorde: WIE - DOET - WAT - WAAR - WANNEER
He watched a film at home last weekend.
WIE: he
DOET: watched
WAT: a film
WAAR: at home
WANNEER: last weekend

Slide 3 - Tekstslide

Thema 3 - Part E - grammar 5

Slide 4 - Tekstslide

Thema 3 - Part E - grammar 5
You wear a lovely dress
Adjectives vóór het zelfstandig naamwoord

Uitzondering: 
Bij de woorden am, are, is, look, appear, seem komt het adjective áchter het werkwoord.
                                                                    I am very tired.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de standaard woordvolgorde in het Engels? (5 woorden)

Slide 6 - Open vraag

Wat is de adjective in deze zin?
They live in a beautiful house.
A
they
B
live
C
beautiful
D
house

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de adjective in deze zin?
She wore a beautiful dress.

A
she
B
wore
C
beautiful
D
dress

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de adjective in deze zin?
This glass is breakable.
A
This
B
glass
C
is
D
breakable

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin staat in de juiste woordvolgorde?
A
He didn't see the red light.
B
He didn't see red the light.
C
He didn't see the light red.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat in de juiste woordvolgorde?
A
You seemed in class stressed.
B
You seemed stressed in class.
C
You stressed seemed in class.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat in de juiste woordvolgorde?
A
I had a weird dream again.
B
I had a dream weird again.
C
I had a weird again dream.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je much of many
Much gebruik je als het zelfstandig naamwoord geen meervoud.
Als je het woord niet kunt tellen.
bijvoorbeeld: much water, much rain, much money


Many gebruik je als het zelfstandig naamwoord meervoud is.
Als je het woord kunt tellen.
bijvoorbeeld: many children, many chairs, many balls

Slide 14 - Tekstslide

There isn't .... milk left in the bottle.
A
many
B
much

Slide 15 - Quizvraag

I read a lot, but I haven't got .............books
A
much
B
many

Slide 16 - Quizvraag

I haven't got ..... time to help you, I'm afraid.
A
many
B
much

Slide 17 - Quizvraag

There aren't ..... shops in our village.
A
many
B
much

Slide 18 - Quizvraag

They haven't got ...... money, so they can't buy a new car.
A
many
B
much

Slide 19 - Quizvraag

She's got too........ homework
A
many
B
much

Slide 20 - Quizvraag

They had too ....... food.
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag