Genotypen, Fenotypen en Erfelijkheid

Genotypen, Fenotypen en Erfelijkheid
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Genotypen, Fenotypen en Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt omschrijven wat een genotype, fenotype en gen is.
- Je kunt beschrijven hoe organismen erfelijke eigenschappen overdragen via chromosomen.
- Je kunt uitleggen wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over genotypen, fenotypen en erfelijkheid?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een genotype?
Een genotype is de verzameling van alle genen die een organisme heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een fenotype?
Een fenotype is de waarneembare eigenschap van een organisme, zoals de kleur van de ogen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gen?
Een gen is een stukje DNA dat codeert voor een specifieke eigenschap, zoals haarkleur.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdracht van erfelijke eigenschappen
Organismen dragen erfelijke eigenschappen over aan hun nakomelingen via chromosomen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot en heterozygoot
Homozygoot betekent dat beide allelen voor een eigenschap hetzelfde zijn, terwijl heterozygoot betekent dat de allelen verschillend zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dominante en recessieve fenotypen
Een dominant fenotype komt tot uiting wanneer het bijbehorende allel aanwezig is, terwijl een recessief fenotype alleen tot uiting komt wanneer beide allelen recessief zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediair fenotype
Een intermediair fenotype ontstaat wanneer beide allelen een gemengd effect hebben, zoals roze bloemen bij het kruisen van rode en witte bloemen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisingsschema
Een kruisingsschema is een diagram dat laat zien welke genotypen en fenotypen mogelijk zijn bij een kruising.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotypen en fenotypen afleiden
Bij een gegeven kruising kun je genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotypen in stambomen
Uit een gegeven stamboom kun je afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dominante en recessieve allelen in stambomen
In een stamboom kun je ook bepalen welk allel dominant is en welk allel recessief.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in genotypen
Geslachtelijke voortplanting zorgt voor variatie in genotypen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mutatie?
Een mutatie is een verandering in het DNA die kan leiden tot een nieuwe eigenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van kanker
Kanker ontstaat als er ongecontroleerde celgroei en deling plaatsvindt als gevolg van mutaties in het DNA.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De evolutietheorie
De evolutietheorie stelt dat nieuwe rassen en soorten ontstaan door geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fossielen en de evolutietheorie
Fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie door het tonen van overgangsvormen en het bewijs van uitgestorven soorten.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten in bouw en samenstelling
Overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA-technieken in biotechnologie
Er zijn verschillende DNA-technieken in de biotechnologie, zoals PCR en DNA-sequencing, die worden gebruikt voor onderzoek en toepassingen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vachtkleur bij katten
Katten geven informatie over vachtkleur door via de geslachtschromosomen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klonen van organismen
Er zijn verschillende methoden om organismen te klonen, zoals somatische celkerntransplantatie, en de functie van klonen kan variëren, bijvoorbeeld voor behoud van bedreigde diersoorten.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.