26 april. Schrijven 2e les.

26 april. Schrijven 2e les.
Wat gaan we doen vandaag?:
  • Theorie 1.1 Voorbereiden,  1.2 Uitvoeren en 1.3 Controleren en verbeteren  van onderdeel Schrijven 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

26 april. Schrijven 2e les.
Wat gaan we doen vandaag?:
  • Theorie 1.1 Voorbereiden,  1.2 Uitvoeren en 1.3 Controleren en verbeteren  van onderdeel Schrijven 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1.2 Uitvoeren. 
Fase 2 van het schrijfproces is uitvoeren. In deze fase schrijf je de tekst: je werkt je ideeën uit of volgt je gemaakte schrijfplan. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het hoofddoel van een strip ?
A
De lezer ontspannen
B
De lezer een instructie geven
C
De lezer informeren
D
De lezer activeren

Slide 9 - Quizvraag


Wat is het hoofddoel van een recensie?
A
amuseren
B
overhalen
C
mening geven
D
instrueren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het hoofddoel van een reclametekst?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een doelgroep?
A
Een groep mensen die jij wil bereiken met jouw activiteit.
B
Een groep mensen
C
een groep met een doel.
D
een klas zoals op school.

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor tekstsoort is dit?
A
instructietekst
B
betogende tekst
C
informatieve tekst
D
verhalende tekst

Slide 13 - Quizvraag

Tekstsoort?
A
betoog
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 14 - Quizvraag

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 15 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Is een zakelijke brief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Een combinatie van formeel en informeel
C
Dat mag je zelf bepalen
D
Informeel

Slide 17 - Quizvraag

Bronvermelding is alleen verplicht bij citeren, niet bij parafraseren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat is parafraseren?
A
Herhalen wat er gezegd wordt
B
In andere bewoordingen weergeven wat er gezegd wordt
C
Antwoord geven
D
Informatie geven

Slide 19 - Quizvraag

Wat is citeren?
A
Iets onder woorden brengen
B
Iets laten zien
C
Een deel uit de tekst precies overschrijven

Slide 20 - Quizvraag

Fase 1 - voorbereiden
  1. Kies een onderwerp dat niet te breed en niet te beperkt is.
  2. Bedenk welk hoofddoel je wil bereiken (informeren, overtuigen, ...)
  3. Bepaal je publiek zo precies mogelijk (nodig voor soort taalgebruik)
  4. Kies de tekstsoort die past bij je doel en publiek (artikel, flyer, brief, ..)
  5. Maak een schrijfplan met de 5w+h-vragen

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn de 5w+h-vragen?

Slide 22 - Open vraag

5w+h-vragen
  • wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?
  • Zo kun je al een deel van de inhoud bedenken.

Slide 23 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Elke volgende alinea in een tekst begint op een nieuwe regel. Er hoeft geen witregel tussen elke alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Maak duidelijke alinea's
  • Gebruik voor elk deelonderwerp minstens één alinea. 
  • Begin een volgende alinea op een nieuwe regel. 
  • Zet bij voorkeur een witregel tussen elke alinea.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe heet het als je een zin in eigen woorden omschrijft?

Slide 26 - Open vraag

1.3 controleren en verbeteren
In fase 3 van het schrijfproces ga je je tekst controleren en verbeteren. Controleer om te beginnen of je tekst volledig is. Controleer vervolgens op de volgende punten:
  • samenhang, doel en publiek (opbouw, verbanden)
  • woordkeuze (herhaal woorden niet te vaak, bijv door synoniemen te gebruiken)
  • taal -en spelfouten

Slide 27 - Tekstslide

1.3 controleren en verbeteren
Een goede lay-out past bij je publiek en je tekstsoort, verhoogt je leesbaarheid en draagt zo bij aan het behalen van je doel:
  • Gebruik witregels en tussenkopjes- die maken een tekst prettiger om te lezen.
  • Gebruik als dat past bij je tekstsoort afbeeldingen, bijvoorbeeld om een deel van de inhoud te verduidelijken. 
  • Wees consequent, gebruik bijvoorbeeld voor tussenkopjes steeds dezelfde lettergrootte. 

Slide 28 - Tekstslide

1.3 controleren en verbeteren
Nadat je zelf je tekst hebt gecontroleerd en verbeterd, kun je het best ook nog om feedback vragen op je tekst. iemand anders ziet namelijk vaak nog fouten waarvoor jij inmiddels "blind" bent
  • bedenk wie je om feedback gaat vragen
  • vraag om gerichte feedback (bij: is de inhoud begrijpelijk voor iemand die niets van het onderwerp weet?)

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • opdracht 1 t/m 5 van 1.1  Voorbereiden (schrijven)
  • Klaar?--> verder met de opdrachten van 1.2 en 1.3 (schrijven)

Slide 30 - Tekstslide