les verbes (ir)réguliers (Chapitre 1)

oefenen avec les verbes
De (on)regelmatige werkwoorden op -er, -ir- &-re in de
présent, imparfait, passé composé, futur simple et conditionel 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

oefenen avec les verbes
De (on)regelmatige werkwoorden op -er, -ir- &-re in de
présent, imparfait, passé composé, futur simple et conditionel 

Slide 1 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Hoe maak je het (regelmatige) voltooid deelwoord van deze werkwoorden? 
  1. ww. op -er wordt é, j'ai regardé 
  2.  ww. op -ir wordt i, il a fini
  3. ww. op -re wordt u, on a vendu
VB
Aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
VB
Choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
VB
Vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 2 - Tekstslide

De regel 
  1. Haal -er van het hele werkwoord af om de stam te vinden:  Jouer    jou
  2. Dit werkt zo voor de présent en de imparfait. 
  3. Voor de toekomende tijden neem je het hele ww. en plak je er andere uitgangen achter. 

Een werkwoord bestaat altijd uit een persoonsvorm, een stam en een uitgang. De uitgang plak je direct achter de stam. 
Bijv.: Je joue
Ik = je
jij = tu
hij = il
zij = elle
men/wij = on
wij = nous
jullie/u = vous
zij (meervoud) = ils/elles
Je = e
Tu = es
il/elle/on = e
nous = ons
vous = ez
ils/elles = ent

Slide 3 - Tekstslide

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij valt (tomber)
A
il tomber
B
il tomba
C
il tombe
D
il tombes

Slide 4 - Quizvraag

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)
A
il rencontre
B
elle rencontre
C
ils rencontrent
D
nous rencontrons

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij blijft (rester)
A
je restes
B
tu restes
C
je reste
D
tu restent

Slide 6 - Quizvraag

UItzonderingen / bijzonderheden
Als een werkwoord begint met een klinker of h, dan gebruik je in de ik-vorm geen je maar j'
VB: J'habite, j'aime, j'adore

Als de stam van een werkwoord eindigt op een g, dan gebruik je in de nous-vorm de uitgang          -eons in plaats van -ons
Par exemple: voyager, partager, manger; Nous voyageons, nous mangeons

Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg het volgende werkwoord:
ik zal wonen
A
je habite
B
j'habite
C
j'habiterai
D
j'ai habité

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg het volgende werkwoord:
Wij reizen (voyager)
A
nous voyagons
B
nous voyageons
C
vous voyageez
D
vous voyagez

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging?
Wij zullen kopen.
A
tu achètes
B
on achète
C
nous acheterons
D
nous acheterions

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging van:
men is begonnen
A
on commençons
B
on commençait
C
on avait commencé
D
on a commencé

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg:
il - acheter (imparfait)

Slide 12 - Open vraag

Vervoeg:
elles (présent) commencer

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg:
tu - finir (passé composé)

Slide 14 - Open vraag

vervoeg:
nous - mettre (futur simple)

Slide 15 - Open vraag

Le nombre ______ (augmenter, conditionnel)

Slide 16 - Open vraag

Je (proposer, imparfait)

Slide 17 - Open vraag

on (protéger, voltooide tijd) ces animaux

Slide 18 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van:
jullie zullen delen
A
vous partagerez
B
vous partagez
C
vous partagiez
D
nous partagerons

Slide 19 - Quizvraag

La fin!
  • Op verbuga.eu kun je eindeloos zelf oefenen. 

Slide 20 - Tekstslide