2.3 Temperatuur

Volgens het deeltjesmodel bewegen moleculen het snelst in de ...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasfase
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Volgens het deeltjesmodel bewegen moleculen het snelst in de ...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasfase

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk fase moet dit voorstellen volgens het deeltjesmodel?
A
Gas
B
Vloeibaar
C
Vast

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fasen
is hiernaast in het deeltjesmodel te zien?
A
Vast fase
B
Vloeibare fase
C
Gas fase
D
Geen fase

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de luchtdruk op aarde?
A
1 Pa
B
1 000 Pa
C
100 000 Pa
D
1 000 000 Pa

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is er bij de grond meer luchtdruk dan hoog in de lucht?
A
Door de zwaartekracht
B
Door de warmte
C
Door de zon
D
Door de kou

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee meet je de luchtdruk?
A
Met een fietspomp
B
Met een barometer
C
Met een hectometer
D
Met je handen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaraan herken je een hogedrukgebied?
A
Veel wolken
B
Slecht weer
C
Droog weer
D
Veel wind

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en hun functie beschrijven.
  2. Je kunt uitleggen wat een bimetaal is en op welke manier een bimetaalthermometer werkt.
  3. Je kunt het verband tussen gasdruk en temperatuur met het deeltjesmodel toelichten.
  4. Je kunt de temperatuur omrekenen van graden Celsius naar kelvin en omgekeerd. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vloeistof Thermometer
reservoir
In het reservoir zit de vloeistof opgeborgen. De vloeistof is vaak alcohol.
Stijgbuis
Een vloeistof zet uit wanneer hij warmer word. De vloeistof gaat dus omhoog. Als het kouder wordt zal de vloeistof weer krimpen.
Schaalverdeling
Doordat de buis heel dun is zal de vloeistof snel dalen of stijgen ook bij kleine verschillen in temperatuur.

Slide 9 - Tekstslide

Het is van belang ook uit te leggen dat zo'n thermometer in de zon hangen een slecht idee is. Vraag aan de leerlingen hoe het voelt om in de zon te zitten. Het voelt warmer, dus dat voelt de thermometer ook, dit kan effect hebben op de uitkomst die je leest.


Het ijken van een thermometer

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bimetaal
Warm
Wanneer een bimetaal warm word zet de strip messing sterker uit dan de strip staal. Hierdoor trekt het bimetaal krom. De messing die het meest uitzet heet een buitenbocht. 
Koud
Wanneer het bimetaal koud wordt zal een van de metalen meer krimpen dan de ander. de messing krimpt en trekt daarmee het staal naar zich toe. Nu is het staal de buitenbocht geworden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bimetaal
twee verschillende metalen
1 zet meer uit dan de ander

hierdoor trekt het krom

wordt o.a gebruikt in een waterkoker

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absolute nulpunt
Hoe is bepaald wat de laagste temperatuur is?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het absolute nulpunt.
Hoe lager de temperatuur, hoe lager de (gemiddelde) snelheid van de moleculen.

De temperatuur waarbij de moleculen niet meer bewegen, noem je het absolute nulpunt.

Bij een temperatuur van -273 °C  is de laagst mogelijke temperatuur bereikt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absolute nulpunt en Kelvinschaal

Kelvin --> Celsius -273
Celsius --> Kelvin +273

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gasdruk en temperatuur
Als de temperatuur van een gas stijgt, gaan de moleculen steeds sneller bewegen. De moleculen botsen daardoor vaker en met grotere snelheid tegen de wanden.
Verband tussen temperatuur en gasdruk

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gasdruk en temperatuur
  • Als de temperatuur stijgt, stijgt ook de gasdruk.
  • Gasdruk daalt als de temperatuur daalt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor is het reservoir van een thermometer?
A
De vloeistof warm houden
B
De vloeistof vast houden
C
De temperatuur aangeven
D
De kleur van de stof behouden

Slide 18 - Quizvraag

Ga hier ook in op de antwoorden, vraag aan leerlingen welk antwoord ze hebben gekozen en waarom. Daarmee kan je zien of er concepten nog lastig zijn. 
welke twee temperaturen gebruik je om te ijken?
A
0 en 75
B
10 en 100
C
0 en 100
D
10 en 50

Slide 19 - Quizvraag

Als een paar leerlingen dit fout hebben, verwijs dan weer terug naar het smeltpunt en het kookpunt van water.
De blauwe strip van het bimetaal krimpt, wat is het gevolg?
A
Het bruine metaal trekt krom
B
Het blauwe metaal zet uit
C
Het bruine metaal krimpt ook
D
Er gebeurt verder niks

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een houten plank is in de winter 2° Celcius. Hoeveel Kelvin is dit?
Tk=Tc+273

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Als de leerlingen de link volgen staat daar een kruiswoordpuzzel met begrippen uit de les
Klaar met de puzzel?
Als je klaar bent met de puzzel kijk je naar de opgaven van het boek/online. Paragraaf 2.3

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies