Grammatica 1 mavo/havo Taalverzorging 2 zinsontleding pv, wwg, ow les 2

Leerdoelen
Herkennen van de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp. 
Het scheidbaar samengesteld werkwoord herkennen. 
 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Herkennen van de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp. 
Het scheidbaar samengesteld werkwoord herkennen. 
 

Slide 1 - Tekstslide

WE ONTLEDEN IN VASTE VOLGORDE
  1. persoonsvorm                        PV
  2. werkwoordelijk gezegde     WWG
  3. zinsdelen maken   
  4. onderwerp                              O
  5. lijdend voorwerp                   LV
  6. meewerkend voorwerp       MV
  7. bijwoordelijke bepaling       BWB

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijke gezegde
Het werkwoordelijke gezegde zijn alle werkwoorden in de zin. Ook 'te' en 'aan het' als ze voor een werkwoord staan! 

Bijvoorbeeld:
De postbode heeft het pakje bij de buren van nummer 24 bezorgd.
Laat je je buurman zijn hond op een warme dag alleen in de auto achter?
De leerling is aan het appen. 
De docent zit te kijken. 


Slide 4 - Tekstslide

Scheidbaar samengesteld werkwoord

Het scheidbaar samengesteld werkwoord
Een werkwoord dat gescheiden in de zin kan voorkomen, maar je benoemt het als één zinsdeel; het wwg!


Slide 5 - Tekstslide

Scheidbaar samengestelde werkwoorden
- aanmelden                     
- vollopen
- nadenken
- overgooien
- goedkeuren

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijke gezegde in de volgende zin?
"Tijdens zijn vakantie heeft Tristan een cursus zweefvliegen gevolgd."

Slide 7 - Open vraag

Zinsdelen vinden
  1. Persoonsvorm is altijd een zinsdeel.
  2. Alle woorden voor de persoonsvorm vormen één zinsdeel.
  3. Hussel de zin om de zinsdelen te vinden. 
  4. Ieder zinsdeel heeft een aparte betekenis. 

Slide 8 - Tekstslide

Hussel onderstaande zin op twee manieren.

"De postbezorger heeft het pakketje bij de buren van nummer 24 bezorgd."

Slide 9 - Open vraag

Hussel onderstaande zin op twee manieren.

"Tijdens de vakantie heeft Tristan een cursus zweefvliegen gevolgd."

Slide 10 - Open vraag

Onderwerp
Het onderwerp is de persoon of het voorwerp die de handeling uitvoert. Het onderwerp is gekoppeld aan de persoonsvorm.
Je kan het onderwerp op twee manieren vinden:
  1. Het onderwerp is het antwoord op de vraag: wie/wat + gezegde
  2. Door het getal van de zin te veranderen, verandert de persoonsvorm en ook het onderwerp.
VOORBEELD
"Tijdens de vakantie heeft Tristan een cursus zweefvliegen gevolgd."
wie / wat + gezegde = wie heeft gevolgd. Antwoord: Tristan
Getal veranderen: Tijdens de vakantie hebben ze (Tristan en nog iemand) een cursus zweefvliegen gevolg.

Slide 11 - Tekstslide