Herhaling ON 2 Blok 2

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Herhaling BLOK 2

Grammatica

Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Maak een zin in de tegenwoordige en verleden tijd met het werkwoord: springen

Maak een zin in de tegenwoordige en verleden tijd met het werkwoord: helpen

Maak een zin in de tegenwoordige en verleden tijd met het werkwoord: werken

Over taal

schooltaalwoorden

Maak een zin in de tegenwoordige en verleden tijd met het werkwoord: betalen

In elke zin zitten werkwoorden

Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm

Weten jullie wat de tijdproef is?

Wisten jullie wat de tijdproef is?

Spelling

korte klank en lange klank

Korte klank

Lange klank

Spelling

werkwoordspelling

Welke regels voor werkwoordspelling ken je?

Over taal

schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden

een aantekening maken = iets kort opschrijven

auteur (de) = de schrijver

situatie (de) = zoals het op dat moment is, de toestand

functie (de)=  waar iets voor is

gedeelte (het) = het deel

gewoonte (de) = iets wat je vaak doet

pagina (de) = de bladzijde

kenmerk (het) = iets speciaals waaraan je iets of iemand herkent

maatregel (de) = besluit om iets te veranderen

verwachting (de) = wat je denkt dat zal gebeuren

Zinnen maken

Letten op werkwoorden en zinsvolgorde.

Over taal

zoekwoorden

Woordenboek gebruiken: zoekwoorden

Boven aan de bladzijden in een woordenboek staan twee of vier opvallende woorden. Dat zijn zoekwoorden. Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op die bladzijde staat. Het tweede zoekwoord is het laatste woord op die bladzijde. Zo zie je sneller of je een woord op die bladzijde kunt vinden.

Zoekwoorden

Zoekwoorden

Boven aan de bladzijden in een woordenboek staat twee of vier opvallende woorden. Dat zijn zoekwoorden. Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op deze bladzijde staat. 

Zoekwoorden

 Het tweede zoekwoord is het laatste woord op deze bladzijde. Zo zie je sneller of je een woord op deze bladzijde kunt vinden.

Over taal

woordenschat

Nakijken opdracht 31!

Lezen

Nieuwsbegrip