Werken met financiële data

Wat is een ondernemingsplan
A
overzicht van de financiële gegevens van je bedrijf
B
overzicht van alle plannen van je bedrijf
C
Een overzicht van de verschillende bedrijven
D
Een overzicht van de behaalde resultaten
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is een ondernemingsplan
A
overzicht van de financiële gegevens van je bedrijf
B
overzicht van alle plannen van je bedrijf
C
Een overzicht van de verschillende bedrijven
D
Een overzicht van de behaalde resultaten

Slide 1 - Quizvraag

Een bedrijf wil graag dat alle werknemers bijscholingscursussen volgen. Deze doelstelling is een voorbeeld van?
A
Continuiteit
B
Maatschappelijke doelstelling
C
Proffesionalisering
D
Werkgelegenheid

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de letter W voor in een SWOT analyse
A
Sterkte
B
Zwakte
C
Kans
D
Bedreiging

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de rechterzijde van de balans
A
Passiva
B
Activa
C
Eigen vermogen
D
Inventaris

Slide 4 - Quizvraag

Je hebt €200.000,- na 6 maanden krijg je € 5.000,- rente. Hoe hoog is het rentepercentage
A
1,25%
B
2,5%
C
5%
D
10%

Slide 5 - Quizvraag

Bij deze functie hou je je bezig met het verzenden van facturen
Bij deze functie hou je je bezig met de inkoop en verkoop van goederen
Bij deze functie ontvang en verzend je de goederen
Primaire functie
Logistieke  functie
Financiële  functie

Slide 6 - Sleepvraag

Welke bewering is waar
A
Verkoopprijs zijn gelijk aan de kostprijs
B
Verkoopprijs is de kostprijs plus inkoopprijs
C
Verkoopprijs is de inkoopprijs plus de kosten
D
Verkoopprijs is de kostprijs plus een winstopslag

Slide 7 - Quizvraag

Omzet is een ander woord voor opbrengst verkopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een overzicht van alle opbrengsten en kosten staat in een
A
exploitatieoverzicht
B
liquiditeitsoverzicht
C
investeringsbegroting
D
financieringsplan

Slide 9 - Quizvraag

Ander woord voor resultaat is ...
A
Inkoopprijs
B
Omzet
C
Kostprijs
D
Winst

Slide 10 - Quizvraag

Een marktonderzoek kijkt naar:
A
Waar mensen behoefte aan hebben
B
Wat andere ondernemers aanbieden
C
Hoe ik een product moet maken
D
Wanneer ik winst ga maken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van indirecte kosten
A
Loon van de directeur
B
Afschrijvingskosten computer
C
Loon van de fabrieksarbeider
D
Huurkosten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van vaste kosten
A
Energiekosten
B
Afschrijvingskosten computer
C
Rentekosten
D
Huurkosten

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een duurzaam productiemiddel
A
Machine
B
Grondstoffen
C
Auto
D
Winkelpand

Slide 14 - Quizvraag

De formule van de enkelvoudige opslagmethode is
Constante kosten : variabele kosten x 100
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

De formule voor het berekenen van de afschrijving is:
(aanschafprijs - restwaarde) : levensduur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Break-even omzet is ....
A
De omzet van de dag
B
De omzet waarbij je geen winst of verlies maakt
C
De omzet van een heel jaar
D
Aantal producten waarbij je geen winst of verlies maakt

Slide 17 - Quizvraag

Prijs van een artikel waarin alle kosten zitten
Kosten die je altijd hebt
Kosten die je alleen hebt als je het product maakt of verkoopt.
Berekening van de kostprijs op basis van directe en indirecte kosten
Vaste kosten
Variabele kosten
Kostprijs
Enkelvoudige opslagmethode

Slide 18 - Sleepvraag

Kengetal is een getal wat iets zegt over de financiële situatie over een bedrijf.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Je hebt een consumentenprijs van € 242,-.
Het BTW percentage is 21% en de brutowinstopslag is 60% van de inkoopprijs
Wat is de inkoopprijs
A
€ 292,82
B
€ 80,-
C
€ 200,-
D
€ 125,-

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een BV en een NV
A
BV is niet te koop op de aandelenbeurs en een NV wel
B
BV is niet privé aansprakelijk en een NV wel
C
BV werkt met aandelen en een NV niet
D
Er is geen verschil

Slide 21 - Quizvraag

Een vof is lijkt op een eenmanszaak maar dan met meerdere eigenaren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag