Quiz literatuur CGT

5 - Exposure in vivo bij angst
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogische wetenschappenWOStudiejaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5 - Exposure in vivo bij angst

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van exposure in vivo binnen de context van inhibitieleren?
A
Het volledig laten verdwijnen van angstklachten
B
De cliënt laten wennen aan angstige situaties
C
Het vermijden van confrontaties met angstige cues
D
Het laten domineren van een nieuwe betekenis over de angstige verwachting

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen veiligheids- en vermijdingsgedrag?

Slide 3 - Open vraag

Waarom blijft de angst bestaan bij vermijdings- en veiligheidsgedrag?
A
Omdat de situatie gevaarlijker wordt door vermijden
B
Omdat de gevreesde uitkomst daadwerkelijk optreedt
C
Omdat de cliënt de kans niet krijgt om te leren dat de ramp uitblijft
D
Omdat veiligheidsgedrag de angst altijd versterkt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van "superexposure"?
A
Alleen blootstellen aan interne cues
B
Vermijden van alle cues tegelijk
C
Meerdere cues combineren nadat ze apart zijn geoefend
D
Alleen imaginaire exposure toepassen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een belangrijke voorwaarde voor een effectieve exposure-oefening?
A
De cliënt moet gerustgesteld worden tijdens de oefening
B
De oefening moet worden uitgevoerd met veiligheidssignalen
C
De cliënt moet veiligheidsgedrag bewust inzetten
D
De oefening moet plaatsvinden zonder veiligheidsgedrag of -signalen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een belangrijke reden voor het gebruik van video-feedback bij SAS?
A
De cliënt leert zelf een behandeling opstarten
B
De cliënt kan zichzelf confronteren met zijn negatieve gedrag
C
De cliënt ziet dat zijn gedrag positiever overkomt dan gedacht
D
De therapeut vermijdt moeilijke gesprekken

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van covert veiligheidsgedrag?
A
Het vragen om geruststelling
B
Mentaal zichzelf geruststellen
C
Iemand meenemen naar een moeilijke situatie
D
Medicatie gebruiken

Slide 8 - Quizvraag

Wat valt NIET onder de componenten van een probleemanalyse?
A
Gevreesde cues
B
Cognitieve herstructurering
C
Veiligheidsgedrag
D
Hulp en inzet van anderen

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke stoornis wordt imaginaire exposure vooral toegepast?
A
Sociale angststoornis
B
Obsessieve-compulsieve stoornis
C
Paniekstoornis
D
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)

Slide 10 - Quizvraag

Waarom worden belangrijke anderen uitgenodigd voor een vroege sessie bij exposurebehandeling?
A
Omdat zij de cliënt beter kunnen overhalen
B
Om te leren hoe zij de cliënt kunnen geruststellen
C
Om inzicht te krijgen in het vermijdings- en veiligheidsgedrag
D
Omdat ze altijd deel uitmaken van de exposure-oefeningen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen randvoorwaarden voor een effectieve behandeling volgens Waller en Turner?
A
Goede therapeutische relatie
B
Cliënt is gemotiveerd om ook thuis te oefenen
C
Effectieve combinatie van therapeutische technieken
D
Opgeleide behandelaar

Slide 12 - Quizvraag

Noem 3 oorzaken van therapeutische dwaling.

Slide 13 - Open vraag

Discussie
Wel of geen veiligheidsgedrag tijdens exposure in vivo

Slide 14 - Tekstslide