Onderdeel 5, Cursus 7 par. 9:Sterke en zwakke werkwoorden (NN editie 7 kgt)) les 2

Welkom bij Nederlands!


Sterke en zwakke werkwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!


Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
 Cursus 7 paragraaf 9: Sterke en zwakke werkwoorden

  1. Herhalen: Theorie: Sterke en zwakke werkwoorden
  2. Zelfstandig aan de slag
  3. Lezen in leesboek


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen sterke en zwakke werkwoorden
Nu:

  • kun je benoemen welke werkwoorden zwak en welke sterk zijn √
  • kun je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden benoemen √

Slide 3 - Tekstslide

Startticket
  1. Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  2. Schrijf 3 zwakke werkwoorden en 3 sterke werkwoorden op.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les:

  • kun je benoemen welke werkwoorden zwak en welke sterk zijn
  • kun je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden benoemen

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht:
 Je ziet zometeen 8 werkwoorden met hun verleden tijd.

Opdracht: Verdeel de werkwoorden in twee groepen op basis van wat jij opvallend vindt.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

werken
lachen
praten
lopen
zwemmen
vinden
lezen
maken
 Verleden tijd

werkte
lachte
praatte
liep
zwom
vond
las
maakte

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dus.....?


Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 9 - Tekstslide



Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank!

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel sterke werkwoorden zijn er?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Individueel:
  • 2 minuten
  • schrijf zoveel mogelijk sterke en zwakke ww op in 2 kolommen
Doe het zo:

Sterk:                                            Zwak:
lopen - liep                                 boren - boorde
                                                        
timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Samen met de buur


Vergelijk jouw woorden met je buur.
Schrijf de woorden die je niet hebt ook op jouw blad.
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Samen nog meer

Bedenk samen nog meer werkwoorden
Schrijf ze beiden op.

Welk 2-tal heeft de meeste werkwoorden?
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig alle opdrachten: 
Editie 7, cursus 7, paragraaf 9 óf boek blz 226 en 227
Je mag overleggen.

Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je werkt hier de rest van de les aan
Klaar? Meld je bij de docent.
Docent kijkt welke opgaven eventueel nog opnieuw gemaakt kunnen worden. 
Daarna ga je lezen in je leesboek!

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les:

  • kun je benoemen welke werkwoorden zwak en welke sterk zijn √
  • kun je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden benoemen √

Slide 17 - Tekstslide