Doe je telefoon in de telefoontas Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (werkblad)
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten les 1
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken
- Uitleg theorie
- Begrijp je het?
- Werken aan de opdracht
Aan het einde van de les kan je wederkerende en wederkerige werkwoorden herkennen.
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Het werkblad
Slide 5 - Tekstslide
Nieuwe theorie
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Schrijf je vragen op en bewaar ze voor na de uitleg.
Slide 6 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
Er is maar 1 wederkerig voornaamwoord (wedig.vnm):
elkaar
Soms wordt het geschreven als mekaar of elkander
Slide 7 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoorden
Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerp terugkomen (wederkeren) in het wederkerend voornaamwoord (wed.vnw).
Het hangt van het onderwerp af welke wederkerend voornaamwoord je gebruikt: - Ik verslik me - Wij/we verslikken ons - Jij verslikt je - Jullie verslikken je - Hij/zij/het verslikt zich - Zij/ze verslikken zich
Slide 8 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoorden
Mezelf, jezelf en zichzelf -> toevallig wederkerend werkwoorden (bv: zich wassen, zich scheren)
Janny wast zichzelf altijd met badschuim.
Ik vergiste mezelf bij het uitreken van de som. (ongrammaticaal)
Slide 9 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoorden
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord.
Me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn.
Je en ons kunnen ook nog eens bezittelijk voornaamwoord zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoorden
Hoe stel je het woordsoort vast?
Vervang het woord me, je of ons door hij, hem, zijn of zich. Als je het kan vervangen
door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord.
door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord.
door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.
Schaam jeje altijd als je broertje een domme opmerking maakt?
Schaamt hijzich altijd als zijn broertje een domme opmerking maakt?
Slide 11 - Tekstslide
Begrijp je het?
Slide 12 - Tekstslide
Denk jij dat Jos zich zo'n iPhone kan veroorloven of is die te duur voor hem?
Benoem de vetgedrukte woorden.
Kies uit pers.vnm, bez.vnm, wed.vnm of wedig.vnm
jij = persoonlijk voornaamwoord
zich = wederkerend voornaamwoord
hem = persoonlijk voornaamwoord
Slide 13 - Tekstslide
Ik heb me vergist bij de berekening van mijn reiskosten.
Benoem de vetgedrukte woorden.
Kies uit pers.vnm, bez.vnm, wed.vnm of wedig.vnm
ik = persoonlijk voornaamwoord
me = wederkerend voornaamwoord
mijn = bezittelijk voornaamwoord
Slide 14 - Tekstslide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 1 en 2 op bladzijde 31
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les. Het is huiswerk voor 11/10.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek.
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk
Voor volgende week dinsdag (11/10) moet opdracht 1 en 2 op blz 31 af zijn.