Rekenen D2 Paragraaf 2.3 en 2.4

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.3 en 2.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.3
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.3
Kennis activeren
Uitleg par. 2.4 Inhoud
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.4
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdrachten met score
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 2

Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.


Paragraaf 2.4. Inhoud


Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.

En je weet wat Pi is. Of       ! 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Met drie collega´s heeft hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw ingericht. Om dat te vieren organiseren ze een feestje. Er komen 29 jongeren. Nordin en de jongeren bakken vier taarten. De inhoud
van de bakvorm is 4500 cm3. Uit iedere taart kunnen 8 punten. 

a. Bereken hoeveel liter taartbeslag er in de bakvorm kan
    als 1 liter gelijk staat aan 1 dm3.

b. Bereken of Nordin genoeg taarten heeft gebakken om alle
    aanwezigen een punt te kunnen aanbieden.


timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





a. Bereken hoeveel liter beslag er in de bakvorm kan.
Ieder mens maakt fouten. Soepkippen zijn mensen die fouten maken die niet logisch zijn.
A
0,45 liter
B
4,5 liter
C
45 liter
D
450 liter

Slide 6 - Quizvraag

1000 cm3 = 1 dm3 = 1 liter
4500 cm3 : 1000 = 4,5 dm3, dus er kan
4,5 liter taartbeslag in de bakvorm. 











b. Bereken of Nordin genoeg taarten heeft gebakken.
A
Nordin heeft meer dan genoeg taarten gebakken.
B
Nordin heeft nét genoeg taarten gebakken.
C
Nordin heeft nét te weinig taarten gebakken.
D
Nordin heeft veel te weinig taarten gebakken.

Slide 7 - Quizvraag

4 + 29 = 33 aanwezigen
33 : 8 = 4,125.

Nordin heeft dus nét te weinig taarten gebakken. 

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten in de planning.
  • Lever de gemaakte opdrachten in.
  • Meld je voor de examenopdracht!
 

Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 8 - Tekstslide

83737 dinsdag
13922 donderdag
77688 vrijdag
timer
5:00
Pauze

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren berekenen.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel vlakken heeft deze box?

Slide 11 - Tekstslide

Deze box heeft 6 vlakken.

Bereken de totale oppervlakte van deze box in cm2.

Slide 12 - Tekstslide

Zijkanten
80 x 60 x 2 = 9600 cm2

Voor- en achterkant
200 x 80 x 2 = 32000 cm2

Boven- en onderkant
200 x 60 x 2 = 24000 cm2

9600 + 32000 + 24000 = 65600 cm2
Wat is de oppervlakte van de zijde van deze tent?

Slide 13 - Tekstslide

De zijde van deze tent is een driehoek. 

De oppervlakte van een driehoek bereken je met de formule: zijde x hoogte : 2, dus:  1.2 m x 2.4 m : 2 = 1,44 m2
Bereken de totale oppervlakte van deze tent.

Slide 14 - Tekstslide

Deze tent heeft vier zijdes, dus:
4 x 1.44 = 5,76 m2 + 2,48 m2 = 8,24 m2



Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 2 en 3 van paragraaf 2.3
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





2. Hoeveel cm2 moet Bente lakken?
A
5400 cm2
B
8100 cm2
C
10800 cm2
D
14850 cm2

Slide 17 - Quizvraag

60 cm x 45 cm x 4 = 10800 cm2 
45 cm x 45 cm x 2 = 4050 cm2

10800 + 4050 = 14850 cm2






3a. Welke ruimtelijke figuur heeft het dak?
A
de driehoek
B
de piramide
C
de prisma
D
de ruit

Slide 18 - Quizvraag

De driehoek en de ruit zijn geen ruimtelijke figuren.




3b. Wat is de oppervlakte van een zijvlak in m2?
A
7,5 m2
B
8 m2
C
13 m2
D
15 m2

Slide 19 - Quizvraag

5 x 3 : 2 = 7,5 m2 




3c. Wat is de oppervlakte van het rieten dak in m2?
A
15 m2
B
30 m2
C
32 m2
D
60 m2

Slide 20 - Quizvraag

Een piramide heeft vier zijden.

7,5 x 4 = 30 m2
timer
5:00
Pauze

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Kennismaken met Pi
Pi of       is geen persoon, maar een mysterieus getal met oneindig veel decimalen achter de komma. Je hebt het getal nodig om de omtrek en de oppervlakte van een cirkel te kunnen berekenen. Die kan je namelijk niet meten met een liniaal. Daar heb je pi voor nodig.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De omtrek van een cirkel en pi
Het getal pi of     - dus 3,14 - gebruik je bij het berekenen van de
de omtrek van een cirkel. Je vermenigvuldigt pi dan met de
diameter. Bij deze cirkel is die 8 cm.

De omtrek van de cirkel is dus 3,14 x 8 = 25,12 cm.










Bij afbeelding 1 zie je het bovenvlak of de deksel. Dat is een cirkel. Bij afbeelding 2 zie je de mantel. Dat is een rechthoek. En bij afbeelding 3 zie je het ondervlak of de bodem. Dat is ook een cirkel.  


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De oppervlakte van een cirkel en pi
Het getal pi of      - dus 3,14 - gebruik je ook bij het berekenen van
de oppervlakte van een cirkel. Je vermenigvuldigt pi dan met de
straal in het kwadraat. De straal is de helft van de diameter. 

De oppervlakte van de cirkel is dus 3,14 x 4 x 4 = 50,24 cm2. 









Bij afbeelding 1 zie je het bovenvlak of de deksel. Dat is een cirkel. Bij afbeelding 2 zie je de mantel. Dat is een rechthoek. En bij afbeelding 3 zie je het ondervlak of de bodem. Dat is ook een cirkel.  


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 5 van paragraaf 2.3
 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
7:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





5a. Welk ruimtelijk figuur heeft dit blik?
A
de bol
B
de cilinder
C
de cirkel
D
de kegel

Slide 27 - Quizvraag

De cirkel is geen ruimtelijk figuur.




5b. Wat is de oppervlakte van het ondervlak of de bodem?
A
6,28 cm2
B
12,56 cm2
C
25,12 cm2
D
50,24 cm2

Slide 28 - Quizvraag

3,14 x 2 x 2 = 12,56 cm2 




5b. Wat is de totale oppervlakte van dit blik?
A
89,9 cm2
B
91,9 cm2
C
100,46 cm2
D
113,02 cm2

Slide 29 - Quizvraag

Boven- en ondervlak
12,56 x 2 = 25,12 cm2

Mantel
87,9 cm2 

25,12 + 87,9 = 113,02 cm2
timer
5:00
Pauze

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.4 Inhoud

Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bereken de inhoud van deze doos in dm3.

Slide 32 - Tekstslide

25 x 10 x 5 cm = 1250 cm3

1250 cm3 : 1000 = 1,25 dm3
Sara verdeelt deze kaas in 12 punten. Wat is de inhoud van 2 punten?

Slide 33 - Tekstslide

1256 cm2 x 3 cm = 3768 cm3

3768 cm3 : 12 x 2 = 628 cm3 per 2 punten



Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 5 en 8 van paragraaf 2.4
 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
6:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





5. De inhoud is...
A
7,6 m3
B
8 m3
C
14 m3
D
14,4 m3

Slide 36 - Quizvraag

3,6 x 2 x 2 m = 14,4 m3 = 14 m3




8a. De inhoud van figuur A is...
A
24,5 cm3
B
97,5 cm3

Slide 37 - Quizvraag

19,5 cm2 x 5 cm = 97,5 cm3




8b. De inhoud van figuur B is...
A
17 m3
B
17,0 m3
C
47,25 m3
D
47,3 m3

Slide 38 - Quizvraag

13,5 m2 x 3,5 m = 47,25 m3 = 47,3 m3
timer
5:00
Pauze

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.3 en 2.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





1. Hoe hoog is het aquarium?
A
30 cm
B
40 cm
C
50 cm
D
Ik weet het niet.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





2. Wat is de inhoud van een vol aquarium in cm3?
A
60 cm3
B
600 cm3
C
6000 cm3
D
60000 cm3

Slide 43 - Quizvraag

50 cm x 40 cm x 30 cm = 60000 cm3




3. Hoeveel liter water stroomt er in het aquarium?
A
3,9 liter
B
39 liter
C
390 liter
D
3900 liter

Slide 44 - Quizvraag

6 minuten x 6,5 liter = 39 liter



Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht [3p]

Bereken hoeveel cm3 water er in het aquarium stroomt
39 liter = 39 dm3 x 1000 = 39.000 cm3

Bereken hoe hoog het water staat
39:000 : 60.000 x 30 cm = 19,5 cm

Bereken hoeveel cm er nog over is tot aan de rand
30 cm - 19,5 cm = [1p] 10,5 [1p] cm [1p]



hoogte in cm

         30 
          ?
inhoud in cm3
      60.000
      39.000
Wat weet je al?
Je weet hoe hoog het aquarium is
Het aquarium is 30 cm hoog.

Je weet wat de inhoud van het aquarium is in cm3
50 cm x 40 cm x 30 cm = 60.000 cm3

Je weet hoeveel liter water er in het aquarium stroomt
6 min x 6,5 liter = 39 liter 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.3
  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.

Leerdoelen par. 2.4
  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.








Volgende week

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies