V2_Future

Future
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Future

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Future tense
am / are / is + going to + werkwoord
 will + werkwoord
 shall + werkwoord
present simple

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

am/ are/ is + going to + stam
Wanneer? 
- Als iemand van plan is om iets te gaan doen
I am going to visit Bob tomorrow.
- Je hebt bewijs/je ziet dat iets gaat gebeuren
I can see that it is going to rain.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

am/ are/ is + going to + stam
Positive: (+) am/are/is/ + going to + ww
I am going to play Among Us today
Negative: (-) am/are/is + not + going to + ww
He is not going to go to school tomorrow


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will + stam
Wanneer? 
Voor dingen die niet gepland zijn, maar die verwacht of voorspeld worden.
"Hey, there is no milk." I will get some milk.

I like you very much. I think we will become best friends 



Slide 6 - Tekstslide

Wens: I wish I will be a firefighter when I'm older.
Belofte: I promise, I will trust you.
Aanbod: We will help you with that.
Voorspelling: I will become very rich. 
Shall + I/westam
Wanneer? 
- Bij vraagzinnen (voorstel of aanbod)  met als onderwerp I en we.
Shall I go to the supermarket? 
Shall I help you with that?
Shall we go to the cinema


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Wanneer? 
- Om in de toekomst over de feiten te praten.
The next test week starts in June? 
The train leaves at 7am.
Activity week is at the end of the month.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I ______ (visit)my grandmother next week. She just called.
A
am going to visit
B
will visit
C
shall visit

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I think he ______ (lose) the soccer game
A
is going to lose
B
will lose
C
shall lose

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

School ______ (start) at 8h30 every day.
A
is going to start
B
starts
C
shall start

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

______ you _____ (open) the door for me, please?
A
Will you open
B
Shall you open
C
Are you going to open

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Look at the clouds! I think it ______ (rain).
A
will rain
B
shall rain
C
is going to rain

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

On Saturdays, public transport ______ (run) slower than at the weekend?
A
are running
B
will run
C
runs

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm bored right now. ______ we go to the cinema?
A
Are
B
Will
C
Shall

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will or Shall?
"I ... visit Amsterdam in September."
A
will
B
shall

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

will/shall or to be going to?
My hands are dirty. I ... wash them.
A
will
B
shall
C
am going to

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will or Shall?
There's someone at the door
... I get it?
A
will
B
shall

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will or Shall?
"... your boyfriend go with you tomorrow?"
A
will
B
shall

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Assignment 
StSt CH4: GRAMMAR

  • E Writing & Grammar (p26): ex. 29 and 30

  • I Writing & Grammar (p42): ex. 53 t/m 55

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies