Zwakke Werkwoorden
1 / 20
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Weet je het ezelsbruggetje voor
werkwoorden nog?
ich gehe,
du gehst, ...,
werkwoorden nog?
ich gehe,
du gehst, ...,
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
De stam van een werkwoord in het Duits is ...?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en
Slide 4 - Quizvraag
er =
A
zij
B
het
C
hij
D
hem
Slide 5 - Quizvraag
es =
A
het
B
hij
C
zij
D
zij(mv)
Slide 6 - Quizvraag
Sie =
A
hij
B
u
C
zij
D
wij
Slide 7 - Quizvraag
ihr =
A
zij(mv)
B
wij
C
jullie
D
zij
Slide 8 - Quizvraag
du =
A
jij
B
jullie
C
wij
D
zij
Slide 9 - Quizvraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'du' (gehen)
Slide 10 - Open vraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Sie' (u) (trinken)
Slide 11 - Open vraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Peter' (schreiben)
Slide 12 - Open vraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'ihr' (wohnen)
Slide 13 - Open vraag
Ich ...... einen Brief. (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben
Slide 14 - Quizvraag
....... ihr am Sonntag mit zu Oma? (kommen)
A
Komm
B
Komme
C
Kommt
D
Kommen
Slide 15 - Quizvraag
Wann ...... du am Computer? (sitzen)
A
sitz
B
sitze
C
sitzte
D
sitzt
Slide 16 - Quizvraag
mache
gehst
spielen
lernt
ich
du
wir
es
Slide 17 - Sleepvraag
Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst
Slide 18 - Quizvraag
Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 19 - Quizvraag
....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
Gehe
B
Gehst
C
Geht
D
Gehen
