5 havo - betoog schrijven

Het betoog 
havo 5
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Het betoog 
havo 5

Slide 1 - Tekstslide

Structuur van de tekst 
- Titel 
- Inleiding: aanleiding - uitleg over onderwerp - stelling 
- Kern: 2 argumenten voor de stelling - 1 tegenargument +
   weerlegging 
- Slot: samenvatting van de  argumenten - herhalen van het           standpunt in andere bewoording 

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een stelling die past bij een betoog.

Slide 3 - Open vraag

De stelling 
- staat aan het einde van de inleiding
- is geen vraag
- geeft een mening weer
- bezit geen verwijzingen;
- bezit geen dubbele ontkenning
-  geen 'ik'
voorbeelden
- Roken op het schoolplein moet verboden worden.
- Er moet meer groen in het schoolgebouw komen

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding
De sociale social media hebben een gigantische ontwikkeling doorgemaakt, waarbij het consumentengebruik de laatste 10 tot 15 jaar een enorme vlucht heeft genomen. Zo heeft Facebook nu al meer dan 1,3 miljard gebruikers – dat is bijna 20% van de wereldbevolking! Tegenwoordig is met name voor jongeren een leven zonder Twitter en Facebook nauwelijks voor te stellen. Volgens een recent onderzoek zijn er maar liefst 2500 interacties p.p. op social media per maand. Er zijn zelfs uitschieters, mensen die meer dan 15000 interacties per maand hebben. Denk hier bij vooral aan de jongeren van het voorbeeld. Naar mijn mening is dit echt van negatieve invloed op de geestelijke ontwikkeling van jongeren.

Slide 5 - Tekstslide

Wat vind je van de stelling? Vul aan: Goed, want .... / Niet goed, want ....

Slide 6 - Open vraag

Welke stelling is goed verwoord?
A
Roken op het schoolplein moet niet verboden worden.
B
Moet roken op het schoolplein verboden worden?
C
Dat is absoluut geen goed idee.
D
Roken op het schoolplein moet mogelijk blijven.

Slide 7 - Quizvraag

Inleiding - 3-ledig 


1. aanleiding
2. informatie over het onderwerp 
3. stelling / standpunt / mening 

Aanleiding: anekdote - cijfers - opmerkelijke uitspraak etc.
Informatie over het onderwerp: De aanleiding wordt verder uitgewerkt / wat is er aan de hand? 

Slide 8 - Tekstslide

Goed/slecht voorbeeld inleiding 
Het is een gewone zaterdagavond en mijn vriendinnen en ik gaan voor het opstap gaan even indrinken. Op zo’n avond houden we het niet bij een colaatje. Een biertje, wijntje of iets sterkers wordt graag genuttigd, ook al mag dit volgens de alcoholwet niet. In mijn ogen had de verhoging van de alcoholleeftijd van 16 naar 18 op 1 januari 2014 dan ook echt geen zin. Daarom is mijn standpunt dat de alcoholleeftijd terug naar 16 moet.

Slide 9 - Tekstslide

Welk element is niet goed (uitgewerkt)?
A
aanleiding
B
uitleg over het onderwerp
C
stelling

Slide 10 - Quizvraag

Het middenstuk 
Alinea 1: voorargument + uitleg

Alinea 2: voorargument + uitleg

Alinea 3: tegenargument + weerlegging

Slide 11 - Tekstslide

Openbaar vervoer moet gratis worden.
ARGUMENT 1 
Het fileprobleem wordt opgelost . Als er meer mensen met het openbaar vervoer gaan reizen dan scheelt dat plek op de weg , want één bus neemt minder plek in dan 15 of 20 auto’s. En reizen met de metro of de trein neemt helemaal geen plek in op de weg . Doordat er dus minder voertuigen op de weg zijn, wordt de kans op ongelukken ook veel minder én wordt de leefbaarheid in woonwijken beter als het rustiger op de wegen is.

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijk!
De alinea's 1, 2 en 3 uit de KERN worden gelinkt door SIGNAALWOORDEN --> opsommend 
Bijvoorbeeld: ten eerste ... (bij alinea 1 uit de kern)
Welke nog meer? 

Slide 13 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?

Slide 14 - Open vraag

Voorbeeld tegenargument 
Tegenstanders beweren dat je essentiële voedingstoffen mist als je minder vlees gaat eten. Voedingsstoffen die je via ander eten niet binnen kan krijgen. 

Andere in te zetten (tegenstellende) signaalwoorden:
aan de andere kant - daarentegen - maar - echter 


Slide 15 - Tekstslide

Weerlegging 
Tegenstanders beweren dat je essentiële voedingsstoffen mist als je minder vlees gaat eten. Voedingsstoffen die je via ander eten niet binnen kan krijgen. 

Bedenk een argument dat dit bovenstaande argument weerlegt. 

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk een weerlegging bij het tegenargument:

Slide 17 - Open vraag

Het slot / de conclusie 
DUS:
- standpunt 
- herhaling argumenten
- uitsmijter!

Slide 18 - Tekstslide

Titel boven de tekst
Aandachttrekkende titel 
Onderwerpaanduidende ondertitel 
GÉÉN vraag!




Slide 19 - Tekstslide