Bestanddelen van het misdrijf

Bestanddelen van het misdrijf
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
TV RECHTSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bestanddelen van het misdrijf

Slide 1 - Tekstslide

Ingrediënten misdrijf

Slide 2 - Woordweb

Wettelijk bestanddeel

Slide 3 - Woordweb

Wettelijk bestanddeel 
Materieel bestanddeel
Moreel bestanddeel

Slide 4 - Tekstslide

Materieel bestanddeel

Slide 5 - Woordweb

Moreel bestanddeel

Slide 6 - Woordweb

Voldoende kennis

Slide 7 - Woordweb

⚖️ 1. Voldoende kennis
Een dader moet bewust zijn van zijn handelingen.
Dit betekent dat hij/zij begrijpt wat hij doet en de mogelijke gevolgen kan inschatten.
Geen voldoende kennis? → Geen moreel bestanddeel, dus geen strafbaarheid.

🔍 Voorbeeld:
Iemand met zware dementie pleegt diefstal in een winkel, maar begrijpt niet dat hij moet betalen.
Besluit: Geen misdrijf wegens gebrek aan kennis.

Slide 8 - Tekstslide

Voldoende vrije wil

Slide 9 - Woordweb

⚖️ 2. Voldoende vrije wil
De dader moet vrij beslissen om de handeling te stellen.

Als iemand gedwongen wordt of geen controle heeft over zichzelf, is er geen moreel bestanddeel.

🔍 Voorbeeld:

Dwang: Een criminele organisatie dreigt iemands familie te vermoorden als hij niet meedoet aan een overval.

Besluit: Mogelijk strafuitsluiting wegens afwezigheid van vrije wil.

Geen controle over zichzelf: Iemand rijdt een fietser omver door een onverwachte epileptische aanval.

Besluit: Geen misdrijf, want geen vrije wil.

Slide 10 - Tekstslide

Opzet

Slide 11 - Woordweb

⚖️ 3. Opzet 
Opzet betekent dat de dader bewust en gewild handelt.
Hij/zij wil de gevolgen rechtstreeks veroorzaken of aanvaardt het risico ervan.

🔍 Voorbeelden:

Diefstal: Een persoon neemt bewust en gewild een jas mee uit een winkel zonder te betalen. → Opzettelijk misdrijf.
Brandstichting: Iemand steekt een gebouw in brand om de verzekering op te lichten. → Opzettelijk misdrijf.
Slagen en verwondingen: Iemand slaat een andere persoon in een ruzie. → Opzettelijk misdrijf.

Slide 12 - Tekstslide

Opzet
🔸 Soorten opzet in Belgisch recht:

Rechtstreeks opzet: De dader wil de gevolgen (bv. moord met voorbedachte rade).

Onrechtstreeks opzet: De dader weet dat zijn handeling een gevolg zal hebben, maar aanvaardt dit (bv. iemand schiet op een groep en veroorzaakt ongewilde doden).

Eventueel opzet: De dader neemt het risico op de gevolgen (bv. straatracer weet dat hij voetgangers kan aanrijden maar doet het toch).

Slide 13 - Tekstslide

Onachtzaamheid

Slide 14 - Woordweb

⚖️ 4. Onachtzaamheid (onopzettelijke schuld)

Bij onachtzaamheid of nalatigheid heeft de dader geen opzet, maar handelt hij onzorgvuldig en veroorzaakt schade.

Dit heet een onopzettelijk misdrijf.

De dader had anders moeten en kunnen handelen.

Slide 15 - Tekstslide

Onachtzaamheid 
🔍 Voorbeelden:

Dronken bestuurder veroorzaakt een ongeval. → Hij wilde het niet, maar nam roekeloos een risico → schuld door nalatigheid.

Dokter vergeet een schaar in de buik van een patiënt. → Medische fout → schuld door nalatigheid.

Bouwfirma negeert veiligheidsregels, waardoor een gebouw instort. → Onachtzaamheid → misdrijf.

Slide 16 - Tekstslide

Toeval

Slide 17 - Woordweb

5. Toeval (afwezigheid van schuld)
Soms veroorzaakt iemand schade of een strafbaar feit, maar zonder schuld. Dit wordt dan als toeval beschouwd en is niet strafbaar.

🔍 Voorbeelden:

Iemand glijdt uit op een ijzige stoep en duwt per ongeluk een ander persoon voor een bus. → Geen schuld, dus geen misdrijf.

Slide 18 - Tekstslide

🔸 Toeval ≠ onachtzaamheid:

Toeval = de dader kon niets doen om het te vermijden.

Onachtzaamheid = de dader had beter moeten opletten

Slide 19 - Tekstslide

Dader

Slide 20 - Woordweb

Is er altijd een dader?

Slide 21 - Woordweb

Slachtoffer

Slide 22 - Woordweb

Is er altijd een slachtoffer?

Slide 23 - Woordweb

Ik steel een hele mooie handtas in de winkel
A
Materieel bestanddeel ontbreekt
B
Moreel bestanddeel ontbreekt
C
Wettelijk bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb een epileptische aanval tijdens het rijden
A
Wettelijk bestanddeel ontbreekt
B
Materieel bestanddeel ontbreekt
C
Moreel bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 25 - Quizvraag

Ik denk eraan om de GSM van mijn vriend te stelen
A
Moreel bestanddeel ontbreekt
B
Materieel bestanddeel ontbreekt
C
Wettelijk bestanddeel ontbreekt,
D
Het is een misdrijf

Slide 26 - Quizvraag

Ik sla mijn vriend op de speelplaats tot hij bewusteloos neervalt
A
Het wettelijk bestanddeel ontbreekt
B
Het morele bestanddeel ontbreekt
C
Het materieel bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 27 - Quizvraag

Ik beledig mijn leerkracht vandaag in de les door haar 'een nachtmerrie op benen' te noemen
A
Het wettelijke bestanddeel ontbreekt
B
Het materieel bestanddeel ontbreekt
C
Het morele bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 28 - Quizvraag

Iemand die zwaar dementeert, vergeet aan de kassa zijn boodschappen te betalen
A
Het wettelijke bestanddeel ontbreekt
B
Het morele bestanddeel ontbreekt
C
Het materieel bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 29 - Quizvraag

Een jongen van 9 jaar gooit de ruit van de buren in
A
Het wettelijke bestanddeel ontbreekt
B
Het materieel bestanddeel ontbreekt
C
Het morele bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 30 - Quizvraag

Ik verduister geld en was het daarna wit. Ik ga hiermee op vakantie. Ik wist niet dat dat niet mocht.
A
Het wettelijke bestanddeel ontbreekt
B
Het materieel bestanddeel ontbreekt
C
Het morele bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 31 - Quizvraag

Je bent dronken op privéterrein
A
Het wettelijke bestanddeel ontbreekt
B
Het materieel bestanddeel ontbreekt
C
Het moreel bestanddeel ontbreekt
D
Het is een misdrijf

Slide 32 - Quizvraag

Zijn toeval en onachtzaamheid hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen deze twee?

Slide 34 - Woordweb