5.4 dl2 + 5.5 Milieu of Genotype?

5.5: Milieu of Genotype?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

5.5: Milieu of Genotype?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
- Herhaling dihybride kruisingen (5.4 deel 1)
- Genetisch modificeren en Gentherapie (5.4 deel 2 + 5.5)
- Maken opdrachten 5.4

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten dihybride overerving

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een bepaalde planten wordt de bloemkleur bepaald wordt door twee onafhankelijke genen A en a en B en b. Als er in één of beide genen 1 of meer dominante allelen voorkomen, is de bloemkleur rood. Enkel dubbel homozygoot recessieve hebben witte bloemen. Bij een kruising tussen een plant met rode en een met witte bloemen ontstaat een F1 die ook bestaat uit planten met rode en witte bloemen en wel in de verhouding rood wit = 1 : 1.
Welk genotype hebben de ouders?
A
AABb X aaBB
B
Aabb X aaBb
C
AaBb X aabb
D
Aabb X aabb

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de mens berust het vermogen om de bittere smaak van de stof PTC te proeven op een dominant allel T (niet proeven t).
Bruinogig B domineert over blauwogig b.
Welk deel van de kinderen, waarvan beide ouders het genotype TtBb hebben, zal naar verwachting niet-proever zijn en bruinogig? (De eigenschappen zijn niet geslachtsgebonden en erven onafhankelijk van elkaar over.)
A
1/4
B
3/16
C
1/16
D
3/8

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Men kruist een homozygoot zwart - ruw harig konijn met een wit - gladharig konijn. Het allel voor zwart haar is dominant over dat voor wit haar. Het allel voor ruw haar is dominant over dat voor glad haar.
Bij kruising van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingen zwart - ruwharig is. Welke bewering over het genotype van de ouders is hiermee in overeenstemming?

A
De allelen voor wit en glad haar zijn gelegen op eenzelfde chromosoom
B
De allelen voor wit en ruw haar zijn gelegen op eenzelfde chromosoom
C
De allelen voor zwart en ruw haar zijn gelegen op twee verschillende chromosomen
D
De allelen voor wit en glad haar zijn gelegen op twee verschillende chromosomen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij konijnen komen vier allelen ( E, F, G en H) voor die de haarkleur beïnvloeden. De allelen E en F zijn gekoppeld. De allelen G en H zijn ook gekoppeld. De allelen E en G zijn niet gekoppeld.

Een konijn is heterozygoot voor alle vier de genen. Hoeveel verschillende gameten kan hij maken als er geen crossing-over is?

A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oogkleur komt tot stand door polygene overerving. Eén gen is eycl3 en ligt op chromosoom 15. Het dominante allel B van dit gen levert bruin op, het allel b blauw. Een tweede gen is eycl1. Dit ligt op chromosoom 19. Het dominante allel G leidt bij mensen die homozygoot recessief zijn voor eycl3 (bb) tot groene ogen, het recessieve allel g tot blauwe.

Wat is de correcte weergave van het genotype van mensen met blauwe ogen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen twee ouders die beiden heterozygoot zijn voor de allelen van eycl1 en eycl3 een kind verwachten met groene ogen? Leg uit.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Polygene overerving
Er zijn meerdere genen betrokken bij uiteindelijk één zichtbare eigenschap.
Bijvoorbeeld huidkleur, oogkleur, lichaamslengte, bepaalde ziekten.

Elk gen codeert voor een eiwit, de combinatie van deze eiwitten zorgt voor de uiteindelijke eigenschap.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe is het huiswerk gegaan?
-Lees paragraaf 5.4
-Maak 5.4 opdr. 42 t/m 53 (nectar online)

Klaar? 
Extra oefenopdrachten op Classroom maken. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.5 Leerdoelen en begrippen
16. Je beschrijft hoe tweelingonderzoek bijdraagt aan de discussie over nature en nurture
17. Je licht je standpunt over het ingrijpen in de erfelijkheid toe met ethische en biologische argumenten
18. Je legt uit welke invloed epigenetica heeft op het fenotype en legt uit wat dit betekent voor de overervingspatronen volgens de wetten van Mendel. 

nature, nurture, ethiek, epigenetica, methylering, epigenetische code. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nature/ nurture
Men is in de biologie, nieuwsgierig naar de oorzaak van eigenschappen:

  • nature (genotype)
of
  • nurture (milieu/ opvoeding).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweelingenonderzoek
Laten zien in hoeverre eigenschappen:
  • Erfelijk zijn of 
  • Door het milieu bepaald worden

Eeneiïge tweelingen:
  • hetzelfde DNA 
  • niet altijd hetzelfde milieu.
  • Welke eigenschappen verschillen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genen beïnvloeden
Klassieke veredeling:
  • Planten/ dieren met gunstige combinatie van allelen kruisen (bij dieren heet dat fokken)

Genetische modificatie:
  • DNA van een organisme inbrengen in het DNA van een ander organisme: transgene organismen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vind jij dat genetische modificatie mag?
A
ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

GMO's
Genetically Modified Organisms:
  • Genetische gemodificeerde organismen. Organismen waar lichaamsvreemd DNA / RNA in is gebracht. Bijvoorbeeld maïs/ soja/ bacteriën 
  • Doel is ze betere eigenschappen te geven dan het origineel.
  • Veel ethische kwesties.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gentherapie
Wat?  Cellen genetisch aanpassen
Doel?  Om een ziekte met een genetische oorzaak te genezen.

Voorbeeld:
  • de COVID 19 prikken: viraal RNA inbrengen en menselijke cel Virus eiwit laten maken.
  • CRISPR-CAS: met behulp van techniek uit bacteriën genen in de mens aanpassen
  • Genetisch gemodificeerde bacteriën: menselijk DNA voor insuline inbrengen in bacterie die gaat dan insuline maken



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
- Maken 5.4 opdr. 46 t/m 53

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica
Hoe kunnen genetische eigenschappen veranderen zonder dat de genetische code is gewijzigd?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica
Verschil in eigenschappen -->  genen aan of uit? 

Er zijn stoffen in de kern die de activiteit van genen beïnvloeden --> methylgroepen (-CH3 groepen)



Slide 23 - Tekstslide

Deze epigenetische code is ook overerfbaar. Daardoor kan de omgeving van je ouders/ grootouders jouw eigenschappen bepalen.
Epigenetica
  • Het binden van methylgroepen (-CH3 groepen) aan het DNA zorgt voor uitschakeling van een gen.
  • De hoeveelheid methylgroepen kan worden beïnvloed door omgeving (bijvoorbeeld voedsel).
  • Deze epigenetische code is ook overerfbaar. Daardoor kan de omgeving van je ouders/ grootouders jouw eigenschappen bepalen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

methylgroep -CH3
Nature-Nurture debat
  • Onderzoek naar bijdrage genotype en milieu op je eigenschappen.
  • Tweelingenonderzoek ideaal, maar ethisch??
  • Kijk een stukje (voor zover jij zelf wil) van het filmpje op de volgende slide, als voorbeeld van wat volgens mij niet door de beugel kan.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
- Maken 5.4 opdr. 46 t/m 53
- Maken 5.5 opdr. 57 t/m 61

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies