Mijn proefles

Problematische schuld is betalingsverplichtingen langere tijd niet nakomen.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Problematische schuld is betalingsverplichtingen langere tijd niet nakomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quizvraag

De volgende schulden hebben te maken met persoonskenmerken
A
Studieschuld
B
Aanpassingsschuld en overlevingsschuld
C
Compensatieschuld en overbestedingsschuld

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de Wgs?
A
De wet waarin de sanering natuurlijke persoon is vastgelegd.
B
De wet waarmee de gemeentelijke schuldhulpverlening is geregeld
C
De wet waarmee de gemeentelijke schuld is vastgelegd.
D
De wet waarmee de deurwaarders achter de voordeur mogen komen

Slide 3 - Quizvraag

Integrale schuldhulpverlening is het helpen bij het aflossen van schulden met aandacht voor de omstandigheden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De WSNP (Wet Sanering Natuurlijke Personen) treedt in werking als
A
het wettelijk traject is mislukt
B
het minnelijk traject is mislukt
C
de schulden zijn afbetaald

Slide 5 - Quizvraag

Schuldsanering (WSNP) is een schuld bij de kredietbank aangaan om in één keer alle schuldeisers af te betalen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

De afspraak met schuldeisers over wat er terugbetaald moet worden heet
A
schuldbemiddeling
B
schuldsanering
C
bewindvoering
D
herfinanciering

Slide 7 - Quizvraag

Hoe lang duurt de WSNP?
A
6 maanden
B
12 maanden
C
24 maanden
D
36 maanden

Slide 8 - Quizvraag

Schulden die je als eerst moet afbetalen zijn
A
concurrerende schulden
B
preferente schulden

Slide 9 - Quizvraag

Preferente schulden zijn schulden aan de overheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Het Bureau Krediet Registratie (BKR) voert het wettelijk recht van geldverstrekkers uit om te checken
of er betalingsachterstanden zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De deurwaarder
dwingt de schuldenaar te betalen, en als dat niet lukt, dan mag hij beslag leggen op
bezittingen en geld van de schuldenaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag