Maak de startopdracht. Klaar? Start alvast aan paragraaf 5.6
Startopdracht:
GRAMMATICA
Zinsdelen
timer
5:00
§6 Werkwoordelijk gezegde
§9 Mixopdrachten
Noteer van onderstaande drie zinnen het werkwoordelijk gezegde.
(in tweetallen).
- De hond blaft hard.
- Lisa heeft een taart gebakken.
- Wij gaan morgen winkelen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Lees de theorie op blz. 206.
Maak de startopdracht. Klaar? Start alvast aan paragraaf 5.6
Startopdracht:
GRAMMATICA
Zinsdelen
timer
5:00
§6 Werkwoordelijk gezegde
§9 Mixopdrachten
Noteer van onderstaande drie zinnen het werkwoordelijk gezegde.
(in tweetallen).
- De hond blaft hard.
- Lisa heeft een taart gebakken.
- Wij gaan morgen winkelen.
Slide 1 - Tekstslide
Je kunt werkwoorden in een zin herkennen.
Je kunt het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
In deze les gaan we:
Verder met het nieuwe hoofdstuk (grammatica woordsoorten);
de uitleg behandelen van paragraaf 6;
Opdrachten maken;
Afronden en terugblikken.
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoord
Hoe zat dat ook alweer?
Een werkwoord kun je vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van. Bijvoorbeeld van het werkwoord krijgen:
krijg, krijgt, krijgen, kreeg, kregen, gekregen.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet
of
wat iets of iemand overkomt
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoordelijk
Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg. De bezorger heeft het pakketje gisteravond afgeleverd.