WEEK 6: Muziek deel 1 Burgerlijke cultuur van Nederland

Burgerlijke Cultuur

WEEK 6: Muziek


Pagina 56 - 67 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Burgerlijke Cultuur

WEEK 6: Muziek


Pagina 56 - 67 


Slide 1 - Tekstslide

Les 1: nog even terug:

Wat zien we hier?
A
Medaillonnetje
B
Pleisterwerkje
C
Reliefje
D
Witje

Slide 2 - Quizvraag

Zwaartepunten muziek voor centraal examen 
  • religieuze en wereldlijke muziek; muzikale genres voor de kleine kring.
  • Rol van het orgel en samenzang binnen en buiten de eredienst (Jan Pieterszoon Sweelinck).
  • Calvinistische visie op de kunsten.
  • Vrije markt; opdrachtgevers: overheden, gezelschappen, verenigingen, burgers.
  • Openbare concerten (bijvoorbeeld Jacob van Eijck).
  • Musiceren in huiselijke kring en collegium musicum; liedboeken.
  • Weergave van andere culturen in de kunsten

Slide 3 - Tekstslide

LESDOELEN (les 1)
Oprissen muzikale ontwikkeling tot 1600
-Je kent de ontwikkeling van de muziek van de ME tot in de burgerlijke cultuur.
-Je kunt de begrippen polyfoon en homofoon gebruiken
-Je kunt de begrippen Dissonant en Consonant gebruiken
-Je kunt de begrippen Prima en Seconda pratica gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

In de tijd
Sinds ME: Menselijke stem = belangrijkste instrument 
Muzieknotatie wordt uitgevonden
Polyfone muziek doet haar intrede.
Polyfone kerkelijke liederen + madrigalen (werelds en in de moedertaal)
Dissonanten zijn des duivels.
Rond 1600:  Claudio Monteverdi benoemt prima pratica en secunda pratica.
Dissonanten mogen weer.
Meer expressie, taal wordt belangrijker.
Basso Continuo/getelde bas
Opera ontstaat.
opleving affectenleer.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Carlo Gesualdo da Venosa, Si tu fuggi, io non resto

madrigaal, ca. 1611
polyfoon in moedertaal (italiaans).
Prima Pratica

Schrijf in je schrift in je eigen woorden het verschil tussen polyfoon en homofoon op.

Slide 7 - Tekstslide

Consonanten en Dissonanten
Klanken die in harmonie zijn 
(prettig samenklinken) 
noemen we consonant. 
Klanken die dit niet doen 
noemen we dissonant.
Dissonanten mochten vanaf
het einde van renaissance wel.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Claudio Monteverdi - ohime, se tante omato (1603)

Monteverdi gebruikt voor dit madrigaal een polyfone compositie zonder begeleiding met het gebruik van dissonanten.
De mogelijkheid dissonanten te gebruiken vergroot de mogelijkheden voor expressie.
Schrijf in je schrift in je eigen woorden het verschil tussen consonant en dissonant.

Slide 10 - Tekstslide

Opera en basso continuo
Geinspireerd door het Griekse theater (of de renaissancistische interpretatie daarvan) ontstaat de opera.
Monteverdi is een grootmeester.
Tekst komt centraal te staan en wordt vaak begeleidt door 1 instrument, waarvan de partij wordt aangeduid in cijfers:
De basso continuo/getelde bas dus en deze kan flink improviseren.. Dit hoeft geen bas-instrument te zijn!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Claudio monteverdi - L'Orpheo (1607)






L'Orpheo is een Opera
De tekst is het belangrijkste. Er is grote mate van expressie in de gezongen melodie.
Er wordt gebruik gemaakt van de basso continuo en dissonanten.
Het is een voorbeeld van Secondo Pratica.

Schrijf in je schrift de verschillen op tussen de Prima Pratica en de secunda pratica. Maak gebruik van je boek. Verwerk in ieder geval de woorden basso continuo en expressie in je beschrijving. 

Slide 13 - Tekstslide

Affectenleer
Al die vrije expressie door de mogelijkheid van improvisatie wordt aan banden gelegd door de affectenleer.

De affectenleer is een muzikaal systeem vanuit de gedachte dat zintuiglijkheden (zoals het gehoor -> Muziek) invloed hebben op de geestestoestand van de mens.
Door dit 'vaste systeem' worden muziekpartijen vastgelegd.
Voorbeeld: Als de dood zijn intreden doet daalt de toonsoort en met de gang naar de hemel, gaat de muzikale compositie ook weer omhoog.

De affectenleer zelf blijft niet lang populair, maar de vastlegging van muziek blijft.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Besteed nog maximaal 10 minuutjes (liever minder) aan je poster over het werk in het stadhuis in amsterdam.

Lees pagina 56 t/m 59 (tot Jan Pierszoon Sweelinck)
Maak vragenblok 1 in de methode.
Dit is je huiswerk voor de volgende les!




Slide 15 - Tekstslide

Les 2: Muziek en kerk
Muziek maakt vanaf het prille begin van de kerk deel uit van de katholieke eredienst. In de loop van de tijd neemt de muziek en zang steeds complexere vormen aan. Met de reformatie komt daar in Nederland verandering in. De calvinisten hebben bezwaren tegen de vorm die door de Kerk van Rome gebruikt wordt.

  Leg uit waartegen de calvinisten precies bezwaar maken en wat als gevolg wordt veranderd. Noem twee zaken.

Slide 16 - Tekstslide

Bezwaren
o Het gebruik van instrumenten (zoals het orgel) wordt gezien als ongepast en werelds. Dat leidt af van de essentie.
o Polyfonie wordt in de ban gedaan omdat de gezongen teksten er onverstaanbaar door worden. Daarnaast ook veel wereldse muziek polyfoon.
o Kerkelijke gezangen moeten door de gelovigen zelf (verstaanbaar) worden gezongen.


Slide 17 - Tekstslide

Gevolgen
o Het orgel wordt (in eerste instantie) uit de eredienst geweerd. Alleen de menselijke stem is acceptabel.
o Kerkelijke gezangen worden eenstemmig en verstaanbaar gezongen. Polyfonie is niet toegestaan.
o De kerkgangers zingen de kerkelijke gezangen. Daarmee wordt het kerkkoor in de ban gedaan.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Jan Pieterszoon Sweelinck
Je zag en hoorde zojuist in het fragment de orgelmuziek van Sweelinck en zijn leerlingen. Sweelinck heeft grote invloed gehad op de muzikale identiteit van nederland in de 17e eeuw.
Als stadsorganist van de nieuwe kerk, speelt Sweelinck in de middag op het orgel improvisaties om bekende liederen. Uiteindelijk worden deze speelsessies concerten en wordt het razendpopulair in Amsterdam en omstreken.

Slide 20 - Tekstslide

Rollen van Sweelinck
Sweelinck was stadsorganist en componist.
Hij werd door immense populariteit concertorganist in samenwerking met andere muzikanten.  En werd ook ingezet bij belangrijke gebeurtenissen van bijvoorbeeld het stadsbestuur.
Sweelinck werd een orgelkenner en werd veel gevraagd om advies.
Sweelinck was leider van het Amsterdamse Collegium Musicum (groep van kunstlievende en zanglustige burgers).
Naast zijn improvisaties op bekende liederen componeerde hij aan het eind van zijn leven muziek voor bekende psalmteksten.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Maak een presentatie van 1 minuut bij de poster die je hebt gemaakt. 

Huiswerk:
Kijk vragenblok 1 na met de antwoorden in It's learning
Lees pagina 59 t/m 63 (tot De Muiderkring)
Maak vragenblok 2 in de methode.





Slide 22 - Tekstslide

Toegift
Meer achtergrond over het Wilhelmus van Oranje

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Mike boddé 
heeft zijn eigen persoonlijke variant op de 'affectenleer' 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video