les 26 / 3

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

deze les wordt deze stof  herhaald:
voedingsmiddel/voedingsstof
schijf van vijf
bouwstof/brandstof/beschermende stof/reserve stof
vertering/verteringsorganen/verteringssappen
peristaltische beweging
emulgeren

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsmiddelen voedingsstoffen
Een voedingsmiddel is alles wat je eet/drinkt.
Een voedingsstof is een nuttige stof in een voedingsmiddel.
Er zijn 6 voedingsstoffen:
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamine
  • mineralen
  • water




Slide 3 - Tekstslide

Vertering voedingsstoffen
Sommige voedingsstofffen moeten wel verteerd worden, andere niet:
Wel:
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
Niet:
  • Vitamine
  • mineralen
  • water
  • glucose (= een soort koolhydraat)



Slide 4 - Tekstslide

Waarin zitten de voedingsstoffen
Eiwitten: in vlees, vis, melkprodukten, noten, peulvruchten.
Vetten: olie, boter, vlees koekjes, chips
Koolhydraten: rijst, brood, aardappels, macaroni
Water: koffie, thee enz.
Vitaminen en mineralen: anders per soort.

Slide 5 - Tekstslide

Functie van voedingsstoffen
Voedingsstoffen kunnen 4 functies hebben:
  • Bouwstof: nodig om te groeien/nieuwe cellen te maken.
  • Brandstof: voor energie
  • reservestof: energie opslaan
  • beschermende stof: om ziekten te voorkomen.


Slide 6 - Tekstslide

functie bij voedingsstof
  • Bouwstof:  eiwit, water, mineralen zoals kalk en ijzer
  • Brandstof: vet koolhydraat (en eiwit als je het teveel binnen krijgt)
  • reservestof: vet en koolhydraat
  • beschermende stof:  vitamine en mineralen


Slide 7 - Tekstslide

Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 8 - Tekstslide

De Maag
*Doodt bacteriën => de maag maakt maagsap.  Hierin zit maagzuur: dit doodt bacteriën
* Verteert eiwitten => De maag maakt maagdsap. Hierin zitten enzymen die eiwitten kunnen verteren.
* Bewaarplaats van voedsel. De maag laat steeds kleine beetjes de maag uit gaan, door de portier naar de twaalfvingerige darm.

Slide 9 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
Functie: vertering van het voedsel

Hier komen:   * darmsap (wordt
                                 hier gemaakt)                                                                 * alvleessap
                             * gal
bij het voedsel. Nu kunnen alle voedingsstoffen verteerd worden

Slide 10 - Tekstslide

Dunne en dikke darm


functie 
Dunne darm:  opnemen van voedingsstoffen
Dikke darm: opnemen van water
Endeldarm: bewaarplaats ontlasting

Het opnemen van stoffen gebeurt vooral door de darmvlokken

Slide 11 - Tekstslide

Darmvlokken
Darmplooien zijn grote uitstulpingen aan de binnenkant van de darm.

Darmvlokken zijn kleine uitstulpingen op de darmplooi.

Samen zorgen ze voor een  groter  oppervlakte aan de darm, zodat de voedingsstoffen   sneller kunnen worden opgenomen

Slide 12 - Tekstslide

Verteringssap
Speeksel => verteert  zetmeel
Maagsap => verteert eiwit
Darmsap => verteert koolhydraat, eiwit, vet
Alvleessap => verteert koolhydraat, eiwit vet

let op: 
gal is geen verteringssap: het verteert niet

Slide 13 - Tekstslide

Verteringssap
Speeksel => verteert zetmeel
                     => remt bacteriegroei
                     => zorgt dat je voedsel makkelijk doorslikt
Maagsap => verteert eiwit
                     => doodt bacteriën
Darmsap => verteert koolhydraat, eiwit, vet
Alvleessap => verteert koolhydraat, eiwit vet
let op: 
gal is geen verteringssap: het verteert niet:
Gal EMULGEERT vetten

Slide 14 - Tekstslide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
LET OP: VET VERTEERT DUS NIET EN IS DUS GEEN VERTERINGSSAP!!!
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard). 
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 15 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt door peristaltische bewegingen.
Ook wordt het eten gekneed en gemengd met verteringssappen door peristaltiek.

De peristaltische beweging vindt in het hele verteringsstelsel plaats

Slide 16 - Tekstslide

Long: opname zuurstof
afgifte: koolstofdioxide
2
Hart: Bloed wordt rond gepompt.
Bloed neemt verteringsproducten op
3
Lever: produceert gal
Gal emulgeert vet zodat de verteringssappen vet kunnen 'afbreken'.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas
4
Vertering van
Maagsap verteert een deel van het voedsel (Eiwitten)
Slaat voedsel tijdelijk op. Maagportier = kringspier die open en dicht gaat.
5
Dikke darm:
Onttrekt water aan onverteerbare voedselresten
Water gaat terug naar het bloed

6
Vertering van
darmsappen verteren deel voedsel
hier neemt het bloed verteringsproducten op
Bloedvaten liggen in de darmvlokken
Groot oppervlak door darmplooien en darmvlokken
7
Slokdarm: verplaatst voedelbrij van de keelholte naar de maag
8
Milt (niet leren)
9
Opstroomleerlingen:
Nier: Filtert afvalstoffen uit je bloed die samen met water je urine vormen
Berekent of je lichaam vocht nodig heeft
Samen met het beenmerg belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen
10
Urineblaas: Opslagplaats voor urine.
Daarom hoef je niet 'elke minuut' naar de wc.
6
Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1
Vertel wat er waar gebeurt tijdens de vertering! 

Slide 17 - Tekstslide

Beweging in de slokdarm ...
Peristaltische bewegingen
1
Long
2
Hart
3
Lever
4
Maag maakt maagsap; Dit verteert eiwit.
5
Dikke darm
6
Dunne darm
7
Slokdarm
8
Milt (opstroomstof)
9
Nier 
10
Urineblaas
6
Leer de organen uit je hoofd!!

Slide 18 - Tekstslide

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
F
Galbuis
H
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
G
Wat doet gal?
Leer de onderdelen
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G
TIP: Maak een mindmap:

Lever - Alvleesklier - Galblaas
Maak ook een mindmap over de maag. Gebruik daarvoor de volgende slides.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De voeding van deze Afrikaanse hardlopers verschilt niet veel van die van andere Oost-Afrikanen. Net als die eten ze veel groente en fruit, weinig vlees of vis en veel graanproducten.

Vooral voedingsmiddelen met veel zetmeel leveren energie voor het hardlopen. Welke van de genoemde voedingsmiddelen bevatten vooral veel zetmeel?
A
graanproducten
B
groente en fruit
C
vlees en vis

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

In informatie 3 is het verteringskanaal van een paard afgebeeld.
Welke twee cijfers geven delen aan waarin volgens de informatie veel microorganismen leven?

1
2
3
4
7
6
5

Slide 23 - Sleepvraag

Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. Als deze bacteriën in het verteringskanaal terechtkomen, kunnen ze onder andere diarree veroorzaken. Bij diarree is de ontlasting dun en waterig doordat de onverteerde resten niet genoeg zijn ingedikt.
Hoe heet het deel van het verteringskanaal waarin onverteerde resten worden ingedikt?

Slide 24 - Open vraag

Je kauwt op een stuk voedsel met daarin eiwitten, koolhydraten en vetten.

Welk(e) van deze voedingsstoffen worden in de mond al deels verteerd?
A
eiwitten
B
vetten
C
koolhydraten

Slide 25 - Quizvraag

In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.

In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
in de vorm van glucose
B
in de vorm van glycogeen
C
in de vorm van zetmeel

Slide 26 - Quizvraag

Een vegetarier eet geen vlees. Welke voedingsstof zal een vegetarier via andere voedingsmiddelen moeten binnenkrijgen om voldoende bouwstoffen voor zijn spieren binnen te krijgen?

A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Vitaminen

Slide 27 - Quizvraag

Een vegetarier eet geen vlees. Eén voedingsstof zal een vegetarier via andere voedingsmiddelen moeten binnenkrijgen om voldoende bouwstoffen voor zijn spieren binnen te krijgen. Wat zou hij kunnen eten om dit binnen te krijgen

A
Vlees
B
Graan
C
Noten
D
appels

Slide 28 - Quizvraag

Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd.

In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
in de slokdarm
B
in de twaalfvingerige darm
C
in de dunne darm
D
in de dikke darm

Slide 29 - Quizvraag

In een proefopstelling staan 4 reageerbuizen. Buis 1 en 2 staan bij 37 graden Celsius. Buis 3 en 4 bij 20 graden Celsius.
De buizen bevatten het volgende:

1: zetmeeloplossing + maagsap
2: zetmeeloplossing + speeksel
3: zetmeeloplossing + maagsap
4: zetmeeloplossing + speeksel
Welke buis zal na een tijdje het minste zetmeel bevatten?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Enkele beweringen over gal:

1) Gal bevat enzymen voor de vetvertering
2) Gal verdeelt grote vetdruppeltjes in kleinere vetdruppeltjes
3) Gal wordt gemaakt in de lever

Welke beweringen is/zijn juist?
1
2
3

Slide 31 - Sleepvraag