H4 Spelling voltooide en onvoltooide deelwoorden

          Welkom

                                                       Probeer, ook nu je thuis bent, elke les                                       Nederlands even 10 minuten 
                in je boek te lezen. 

timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

          Welkom

                                                       Probeer, ook nu je thuis bent, elke les                                       Nederlands even 10 minuten 
                in je boek te lezen. 

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

- Vragen over het huiswerk?
- H4 spelling werkwoorden
- Opdrachten/huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

  1. Hoe je voltooide en onvoltooide deelwoorden correct moet spellen.
Wat ga je leren?

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
In welke zinnen zie je aan het onderstreepte werkwoord dat de gebeurtenis al afgelopen is?

 

1. Nu hij in C1 zit, gaat Daniël altijd fietsend naar voetbaltraining.
2. Het concert in de feesttent is door ruim zeshonderd mensen bezocht.
3. Wachtend op de bus leest Marja vaak haar huiswerk nog eens door.
4. Voor zijn verjaardag heeft mijn broer een nieuwe surfplank gekregen.



Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
Vul het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden in. Bepaal de laatste letter met behulp van ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

1. boffen
2. groeien
3. harken

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 
Bekijk de werkwoorden a t/m h.
a berekenen
b dromen
c huilen
d kermen
e nadenken
f ontkennen
g vissen
h zitten
Wat zijn, in deze rij, sterke werkwoorden?

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2
a berekenen
b dromen
c huilen
d kermen
e nadenken
f ontkennen
g vissen
h zitten
Kies vier werkwoorden uit en maak met het onvoltooid deelwoord ervan een zin. Let op: het woord mag niet als bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staan.
Fout is dus: Een mopperend (bn) mens (zn) is niet geliefd.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3
Vul in welke werkwoordvorm hier gebruikt moet worden: vd of od. Vul daarna het woord in de juiste spelling in.

1. .....(Vluchten) door de grotten werd James Bond ...... (raken) door een kogel van zijn achtervolger.


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4
Bij sommige werkwoorden klinkt het voltooid deelwoord (vd) hetzelfde als de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pvtt). Toch wordt dan de pvtt met een t gespeld (ik-vorm + t) en het vd meestal met een d:
 

– Als hem dat goed uitkomt, verdraait (pvtt) Joep altijd de woorden van anderen.
– Bij gym heb ik mijn pols verdraaid (vd), toen de bal hard op mijn hand kwam.

Vul in welke werkwoordvorm hier gebruikt moet worden: vd of pvtt. Vul daarna het woord in de juiste spelling in.


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
1. De verdachte heeft steeds ....(ontkennen) dat hij bij de inbraak betrokken was.
2. Als Chris bij de Italiaan eet, .......(bestellen) hij meestal een pittig gekruide pizza.

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord:

Geeft vaak aan dat een handeling is afgerond/klaar (= voltooid). 

Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde. Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden:
Dat liedje heeft Marco Borsato ook gezongen.
– Is de wedstrijd vanmiddag al gespeeld

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord:Zo schrijf je het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en.
– Wij zijn te laat vertrokken. Jos had geld weggenomen.
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt meestal op -d of -t. 
De juiste letter bepaal je net als in de verleden tijd met
’t (e) x-f (o) ks ch (aa) p


Slide 12 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord:

Geeft aan dat een handeling aan de gang is 
(= onvoltooid):

In de touringcar rijden de supporters luid zingend naar het stadion.

Je schrijft het altijd met het hele ww+d

Slide 13 - Tekstslide

Herhaling
Sterke en zwakke werkwoorden


Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. 
De meeste werkwoorden zijn zwak. In de verleden tijd veranderen zwakke werkwoorden niet van klank: maak - maakte, ruil - ruilde.
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank: loop - liep, schrijf - schreef.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
  • Kijk het instructiefilmpje wat bij de methode hoort!
  • Maak de opdrachten 1 t/m 4 van H4 spelling werkwoorden

  • Klaar? Ga aan de slag met je pitch!

Slide 15 - Tekstslide