Week 16 - Les 2

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le planning
  • Oefentoets via LessonUp
  • Fais ta propre histoire 

Slide 2 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui
  • Ik kan mijn kennis van de grammatica en vocabulaire toepassen in een oefentoets via LessonUp!
  • Ik kan een eigen versie van het verhaal van de drie biggetjes schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Welk voorbeeld is juist?
A
la ville
B
le madame
C
des ordinateur
D
un fenêtre

Slide 4 - Quizvraag

Het woordje les... (meerdere mogelijkheden)
A
is meervoud
B
is enkelvoud
C
heeft geen vertaling in het Nederlands
D
slaat terug op een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Maak een zinnetje met de volgende woorden:
madame & robe
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Welk voorbeeld is juist?
A
la chien
B
une chat
C
un lit
D
la bureau

Slide 7 - Quizvraag

Welke twee betekenissen hebben de woorden Le, la, l' en les in het NL?
A
een
B
het
C
de
D
hij

Slide 8 - Quizvraag

Het woordje 'eau' .... (meerdere mogelijkheden)
A
is mannelijk
B
is vrouwelijk
C
begint met een klinker
D
begint met een stomme h

Slide 9 - Quizvraag

Welke drie vormen van het bezittelijk vnw. gebruik ik in het meervoud?
A
mon, tes, sa
B
mon, ton, son
C
mes, tes, ses
D
ma, ta, sa

Slide 10 - Quizvraag

Maak een zin met de volgende woorden en gebruik het bez. vnw. :
pantalon & noir
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Vrai ou faux?
Maison is een vrouwelijk woord. Een goede zin is dus: Mon maison est grand.
A
Vrai
B
Faux

Slide 12 - Quizvraag

"Oui, c'est une belle chambre.
C'est __?__ chambre, Pauline?"
A
ma
B
son
C
tes
D
ta

Slide 13 - Quizvraag


Wanneer vrouwelijke zelfstandige naamwoorden beginnen met een klinker of een stomme h, gebruik je in het Frans....
A
de vrouwelijke vorm(en) van het bez. vnw.
B
de mannelijke vorm(en) van het bez. vnw.
C
het meervoud van het bez. vnw.
D
de speciale vorm van het bez. vnw.

Slide 14 - Quizvraag

"Le petit cochon porte un T-shirt.
C'est __?__ T-shirt."
A
mon
B
ta
C
son
D
sa

Slide 15 - Quizvraag

Vrai ou Faux?

Er is sprake van een klinkerbotsing bij de zin:
''Ma amie est contente.''
A
Vrai
B
Faux

Slide 16 - Quizvraag

Met welk(e) woord(en) maak je in het Frans een ontkenning?

Slide 17 - Open vraag

Waar zet je ne ... pas omheen?
A
om de persoonsvorm heen
B
om het onderwerp van de zin
C
dat maakt niet uit
D
aan het eind van de zin

Slide 18 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een persoonsvorm in het Frans en maak er een ontkenning van.
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :

Nancy habite à Québec.
A
Nancy ne habite à Québec.
B
Nancy habite pas à Québec.
C
Nancy ne habite pas à Québec.
D
Nancy n'habite pas à Québec.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :
"Petit cochon, je veux entrer!"
A
Petit cochon, je veux n'entrer pas!
B
Petit cochon, je ne veux pas entrer!
C
"Petit cochon, je n'veux pas entrer!"
D
Petit cochon, je ne veux entrer pas!

Slide 21 - Quizvraag

Welke letter of letters komen er bij de standaard vorm van een bijvoeglijk naamwoord achter, wanneer het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is?
A
s
B
ses
C
e
D
es

Slide 22 - Quizvraag

Maak een zinnetje met de volgende woorden:

fille + méchant
timer
1:00

Slide 23 - Open vraag

Est-ce que le garçon est grand ou grande?

Slide 24 - Open vraag

Le cochon est petit.
Le cochon est petite.
La maison est bleu.
La maison est bleue.
Milou et son amie sont très fous.
Milou et son amie sont très folles.

Slide 25 - Sleepvraag

Welke twee kleuren zijn invariabel?
A
orange
B
rouge
C
gris
D
marron

Slide 26 - Quizvraag

Pak het tekstboekje erbij en blader naar blz. 43. Bedenk nu een Franse zin met 2 woorden uit section E.
timer
2:00

Slide 27 - Open vraag

Section F:

Elle lit __?___
A
les deux
B
un livre
C
une feuille de papier
D
la bouche

Slide 28 - Quizvraag

Section G:
La fille a une ____?____
A
frère
B
soeur
C
chien
D
chat

Slide 29 - Quizvraag

Section H: Maak één zin met de woorden op pagina 49 t/m 53.
timer
2:00

Slide 30 - Open vraag

Section I:
Quand j'ai un ____?____ je dis: au secuurs!!
A
problème
B
poubelle
C
test
D
froid

Slide 31 - Quizvraag

Le plancher
L'année
La date
La maison
La couleur
Le dessin
Le sac
Le livre

Slide 32 - Sleepvraag

Hoe leer jij de woordjes?

Slide 33 - Woordweb

Fais ta propre histoire
Au travail!


Slide 34 - Tekstslide

Prends ton agenda et notes les devoirs
Le jeudi 23 décembre:
  • Inleveren Fais ta propre histoire (VIA TEAMS)

Lever je het niet via Teams in? Dan wordt het ook niet nagekeken.

Slide 35 - Tekstslide

Évaluation

Slide 36 - Tekstslide