meervoud en spreken/draaiboek. maken vlog

Nederlands leren is een eitje



Get your folder out, your notebook and a pen
Pak je map, je schrift en een pen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands leren is een eitje



Get your folder out, your notebook and a pen
Pak je map, je schrift en een pen

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
Meervoud
Quiz
Draaiboek vlog
vlog voorbereiden task

Writing assessment bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Het meervoud (the plural)
Most nouns (zelfstandig naamwoord) have a plural. Not all nouns.
de stoel-de stoelen
de tafel-de tafels
de avocado-de avocado's
de koffie
de melk

Slide 3 - Tekstslide

Plural with -en/meervoud met -en
Be careful:
after a word with a short vowel you have to add a consonant:
Let op: na een woord met een korte klinker moet je een medeklinker toevoegen:
de bal-de ballen (en niet: de balen)
de man-de mannen (en niet: de manen)
het bos-de bossen

Slide 4 - Tekstslide

Plural with -en/meervoud met -en
Words with a long vowel that end with 1 consonant loose one of the vowels:
straat – de straten
het meer – de meren
de boot – de boten
de pepernoot-de pepernoten
de minuut – de minuten


Slide 5 - Tekstslide

Meervoud met -s/Plural with -s
After words that end with: -e, -el, -en, -er, -em and -ie  you add an -s:
Hotel-hotels
varken-varkens

There are a few exceptions.
kind - kinderen, blad - bladeren, ei - eieren, lied - liederen


Slide 6 - Tekstslide

Words that get 's in plural
All words that end on a vowel (except -e, é, en -ee):
  -a: de opa – de opa’s
  -i: de taxi – de taxi’s
  -o: de auto – de auto’s
  -u: de paraplu – de paraplu’s
  -y: de baby – de baby’s

Slide 7 - Tekstslide

Put the sentence in the plural
How do you do this?
1 you need to change the subject into a plural subject
2 you need to change the verb and conjugate into a plural form
De moeder leest een boek. 
De moeders lezen een boek.
Het kind loopt naar huis.
De kinderen lopen naar huis. 

Slide 8 - Tekstslide

Nouns get article (lidwoord) de in the plural

Nouns all get “de” as the article in the plural:
de jongen – de jongens
het meisje – de meisjes
het konijn-de konijnen 

Slide 9 - Tekstslide

Quiz

Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak ik van een zelfstandig naamwoord een meervoud?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meervoud van sticker?
A
Stickeren
B
Sticker's
C
Stickers

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van vakantie?
A
Vakantie's
B
Vakanties
C
Vakantieën

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxi's
B
Taxiën
C
Taxis

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van zee?
A
Zeeën
B
Zeeen
C
Zee's

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kaas?
A
Kasen
B
Kazen
C
kaas's

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van druif?
A
Druifen
B
Druifs
C
Druiven

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boot?
A
boots
B
boten
C
botten
D
booten

Slide 18 - Quizvraag

I understand how to put a noun into the plural.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

5 min task
Oefeningen meervoud terug. Kijk naar je fouten en verbeter ze.
Return of your exercises. Check your mistakes and correct them. 

Slide 20 - Tekstslide

VLOGGEN IN DE KLAS
Vloggen 

Slide 21 - Tekstslide

Draaiboek vlog/script vlog

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maak voordat je gaat filmen een script. Een script is een stappenplan waarin staat wat je gaat doen en en wat je gaat zeggen in je video. 
Create a script before you start filming. A script is a roadmap that describes wat you will do and what you will say in your video.

Slide 24 - Tekstslide

Inleiding (introduction)


Main part (kern)
Vertel wie je bent
Vertel waar jouw video over gaat
1 Op welke manier leer jij Nederlands?
2 Wanneer spreek je Nederlands? En met wie?
3 Geef 3 redenen waarom het belangrijk is om Nederlands te leren.

Slide 25 - Tekstslide

Slot 



Ending
Sluit af met een tip: vertel wat jij de leukste of beste activiteit vindt om Nederlands te leren. 
 
Finish with a tip: tell about what you consider the best or most fun activity to learn Dutch.

Slide 26 - Tekstslide

Task
Werk aan je script. Je kan je tekst in een Google doc zetten of op papier. Werk alleen of in tweetallen. 
Daarna bespreek je je script met een klasgenoot en vraag om feedback. 
Work on your script. You can write the text in a Google doc or on paper. Do this on your own or in pairs. Then discuss with a classmate and ask for feedback.

Slide 27 - Tekstslide

Nikita, Gaspard, Aryan
Individual oral assessment practise
Open Lang B guide page 62

Slide 28 - Tekstslide