Hoe bereken je het nettoloon van de consument LES 1

Hoe bereken je het nettoloon van de consument?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Hoe bereken je het nettoloon van de consument?

Slide 1 - Tekstslide

Welke begrippen kennen jullie al als het gaat over loonberekening?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Welke begrippen kwamen er aan bod in het filmpje? 

  • Brutoloon
  • Nettoloon
  • Arbeidscontract (CAO)
  • RSZ (= sociale zekerheidsbijdrage)
  • Patronale bijdrage (= werkgeversbijdrage)
  • Belastbaar loon
  • Bedrijfsvoorheffing
  • Personenbelasting


Slide 4 - Tekstslide

  • Wat leer je uit deze infographic?
  • Je ziet per provincie hoeveel de Belg gemiddeld per maand bruto verdient.
  • In welke provincie verdien je bruto het meest? 
  • In Brussel.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Waar haalt de overheid haar inkomsten vandaan en wat doet ze ermee? 
  • Wat zijn de belangrijkste inkomsten voor de overheid? 
  • Sociale (zekerheids)bijdragen, personenbelasting, btw, belastingen op huis, belasting voor auto,...
  • Geef enkele voorbeelden van uitgaven van de overheid. 
  • Pensioenen, gezondheidszorg, uitkeringen, kinderbijslag, werkloosheidsuitkeringen. 

Slide 8 - Tekstslide

Zijn de begrippen inkomsten of uitgaven voor de overheid? 
A-stroom –eerste graad – eerste leerjaar – klas 1XH ECOO C + 1XH MAW C
  • Belastingen, zoals: 
  • Personenbelasting
  • Vennootschapsbelasting
  • Btw
  • Gezondheidszorg
Inkomsten
Uitgaven
  • Sociale zekerheidsbijdragen
  • Sociale zekerheid, zoals:  
  • Pensioen
  • Groeipakket (= kinderbijslag)
  • Gezondheidszorg
  • Werkloosheidsuitkering
  • Onderwijs
  • Infrastructuur (bv. autosnelweg)
  • Veiligheid
Overheid

Slide 9 - Tekstslide

Werken voor een inkomen
Werken is het leveren van inspanningen, bijvoorbeeld ten dienste van een persoon. De persoon die de inspanningen levert, is de werknemer. De persoon die zich ertoe verbindt de geleverde inspanningen te betalen, is de werkgever. Alle mensen die inspanningen leveren krijgen daarvoor een inkomen of loon

Slide 10 - Tekstslide

Wie is wie? 
  • Werknemer
  • Diensten/inspanningen leveren
  • Werkgever
  • Betalen voor de geleverde diensten/inspanningen

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak een nieuw document aan in Word.
  • Vergeet niet tussentijds op te slaan! 
  •  Geef een antwoord op volgende vragen: 
  • Wat vind je van de uitspraak "geld maakt gelukkig"? 
  • Zoek één argument voor en één argument tegen de stelling "geld maakt gelukkig". 
  • Wat zou jij doen met je eerste loon? 
  • Je krijgt 20 minuten voorbereidingstijd. 
  • Je hoeft het document niet te uploaden, we bespreken dit klassikaal. 
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Brutoloon en nettoloon
Het inkomen laat de gezinnen toe hun persoonlijke behoeften te bevredigen. 
Tussen de werknemer en de werkgever wordt een bedrag afgesproken als vergoeding voor de geleverde diensten. Dat bedrag, het bruto-inkomen, staat in de arbeidsovereenkomst. 

Van dat bruto-inkomen wordt een bepaalde som afgehouden. Wat de werknemer uiteindelijk op zijn rekening gestort krijgt, is het nettoloon

Slide 13 - Tekstslide

De loonfiche van Miranda
  • Markeer de volgende informatie op de loonfiche 
  • De gegevens van de werknemer
  • De gegevens van de werkgever
  • Het brutoloon/bruto-inkomen
  • Het nettoloon/netto-inkomen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Berekening nettoloon
De werkgever van Miranda betaalt bovenop het brutoloon nog een bijdrage aan de RSZ. Van het brutoloon gaat er 13,07% naar de RSZ, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

Het brutoloon min de RSZ geeft het belastbaar loon. Van dat bedrag wordt er nog een deeltje ingehouden voor de bedrijfsvoorheffing. Dat is een voorafbetaling aan je personenbelasting. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Berekening nettoloon

Slide 18 - Tekstslide

Oefeningen
Oefeningen
Mohammed heeft een bruto-inkomen van 1 700,00 euro per maand. Aan de overheid betaalt hij een voorschot op de personenbelasting van 2 312,12 euro. 13,07 % gaat naar de RSZ dat is 222,19 euro.
Brutomaandloon
- RSZ: 13,07%
-
= Belastbaar inkomen
- Bedrijfsvoorheffing
= Totaal netto-inkomen
=

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • Wat doet de werknemer? 
  • Dat is de persoon die inspanningen levert voor een werkgever.  
  • Wat doet de werkgever? 
  • Dat is de persoon die zich ertoe verbindt de werknemer te betalen voor zijn geleverde arbeid. 

Slide 33 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • Wat is brutoloon? 
  • Dat bedrag staat vermeld in je arbeidsovereenkomst (CAO). Dit bedrag komt niet op je rekening. Op het brutoloon worden een aantal afhoudingen gedaan. 

Slide 34 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • Waarvoor staat de afkorting RSZ?
  • Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 
  • Hoeveel bedraagt de RSZ?  
  • De RSZ-bijdrage bedraagt 13,07% van het brutoloon. 

Slide 35 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • Wat is belastbaar loon? 
  • Het brutoloon - de RSZ geeft het belastbaar loon. 

Slide 36 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • Wat is bedrijfsvoorheffing? 
  •  Dat is een voorafbetaling op je personenbelasting. 

Slide 37 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  •  Wat is nettoloon? 
  • Dat is het loon dat de werkgever uiteindelijk op de rekening van de werknemer stort, na aftrek van de RSZ en de bedrijfsvoorheffing. 
  • Geef een synoniem voor nettoloon. 
  • Netto-inkomen. 

Slide 38 - Tekstslide

Herhaling berekening nettoloon

Slide 39 - Tekstslide