week 37 4m zakelijk lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Welkom

Zakelijk lezen week 37 (2e week)

Doelen

Na deze les weet je de leesstrategieën, tekstdoelen en tekstsoorten, signaalwoorden en verbanden. 

Als ik het onderwerp van de tekst wil weten, dan gebruik ik de volgende leesstrategie

1. Globaal lezen
2. Oriënterend lezen
3. Intensief of precies lezen
4. Zoeken lezen

Oriënterend lezen

Je leest de titel, tussenkopjes, inleiding en schuin- of dikgedrukte woorden en je bekijkt de plaatjes.

Je vindt het onderwerp

Ik wil weten of in het artikel over voetbal ook de spelregels worden beschreven. Ik lees

1. oriënterend
2. globaal
3. Intensief/precies
4. kritisch

Globaal lezen

Je leest steeds de kernzinnen van iedere alinea (1e, 2e of laatste zin) Daar staan meestal de kernzinnen. Kernzinnen zijn de belangrijkste zinnen van de alinea. Je weet dan welke deelonderwerpen in de tekst besproken worden.

Wat is een hoofdgedachte? Hoe noteer je deze?

Intensief lezen, ook wel precies lezen

Je vindt de hoofdgedachte.

De hoofdgedachte is een mini-samenvatting in 1 zin.

Kritisch lezen

Je wil weten of de tekst die je leest wel betrouwbaar is. Klopt het wel wat er staat? Wie is de schrijver/schrijfster?

Studerend lezen

Je wil de inhoud van de tekst onthouden.

Welke manieren van lezen ken je?

Wat is het tekstdoel van een stripverhaal?

1. instrueren
2. informeren
3. activeren
4. amuseren

Welk doel heeft de schrijver met een recept?

1. instrueren
2. informeren
3. activeren
4. overtuigen

Tekstdoelen en tekstsoorten

amuseren--> stripverhaal, roman, poëzie, column, mop, kort verhaal

informeren --> krantenartikel, studieboek, werkstuk, verslag

activeren --> reclame, uitnodiging, recensie, sollicitatiebrief

overtuigen --> advertorial, review, betoog, sollicitatiebrief

instrueren --> recept, handleiding, gebruiksaanwijzing

Noem 2 tekstsoorten bij het tekstdoel activeren.

Welk tekstdoel?

Ik wil daar solliciteren, mits het salaris goed is. Welk tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. voorwaarde
3. tegenstelling
4. reden

Doordat de weg was opgebroken, was ik te laat. Tekstverband?

1. oorzaak-gevolg
2. voorwaarde
3. opsomming
4. chronologisch/tijds verband

Tekstverbanden en signaalwoorden

Op de volgende pagina zie je tekstverbanden met daarachter de bijbehorende signaalwoorden. Aan deze woorden kun je het tekstverband herkennen.

Welk tekstverband herken je?

'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'

1. Doel-middelverband
2. Concluderend verband
3. Samenvattend verband
4. Vergelijkend verband

Wat is het signaalwoord voor doel-middelverband in de volgende zinnen:

Het kunnen herkennen van tekstverbanden en signaalwoorden is belangrijk. Om dat goed te kunnen, zul je veel moeten oefenen.

1. herkennen
2. en
3. om ... te
4. veel

toch
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Vragen?

Noteer ze en stel ze in de les!