overzicht werkwoorden jaar 2

Leerdoel 
1. Ik ken de tijden le présent en le passé composé 
2. Ik ken het verschil tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden 
3. Ik ken de regels om de tijden hierboven te vormen. 

4. blauw --> Ik ken de volledige regels van toepassing voor werkwoorden met être
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel 
1. Ik ken de tijden le présent en le passé composé 
2. Ik ken het verschil tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden 
3. Ik ken de regels om de tijden hierboven te vormen. 

4. blauw --> Ik ken de volledige regels van toepassing voor werkwoorden met être

Slide 1 - Tekstslide

Regelmatige ww
op -ER 

Slide 2 - Tekstslide

le présent 
stap 1: zoek de stam door -ER weg te halen van het hele ww. 
stap 2: zoek de juiste persoon 
stap 3: voeg de juiste uitgang achter de stam 

Slide 3 - Tekstslide

Chercher = zoeken 
Je cherche = ik zoek 
Tu cherches = jij zoekt 
Il/Elle cherche = hij/zij zoekt 
Nous cherchons = wij zoeken 
Vous cherchez = jullie zoeken / u zoekt 
Ils/Elles cherchent = zij zoeken 

Slide 4 - Tekstslide

le passé composé
1. vervoeg je met avoir of met être (hoe zeg je het in het Nederlands) 
2. noteer het hulpwerkwoord 
3. vorm het voltooid deelwoord 
       a. haal -ER weg van het hele ww
       b. voeg toe + é

Slide 5 - Tekstslide

Donner = geven 

j'ai donné = ik heb gegeven
Rester = blijven 

je suis resté = ik ben gebleven 

bijzonderheden: 
elle est restée = zij is gebleven
nous sommes restés
vous êtes resté
ils sont restés 
elles sont restées

Slide 6 - Tekstslide

Le p.c. --> ww op -ER 
Bij deze groep horen de werkwoorden zoals: 
parler = praten                           inviter = uitnodigen 
bavarder = kletsen                   rester = blijven (met être) 
donner = geven                         arriver = aankomen (met être) 
acheter = kopen                        habiter = wonen
danser = dansen                       chercher = zoeken
manger = eten                           trouver = vinden 

Slide 7 - Tekstslide

Onregelmatige ww
avoir - être - faire - aller - vouloir - pouvoir 

Slide 8 - Tekstslide

avoir    présent 
j'ai 
tu as
il/elle a 
nous avons 
vous avez
ils/elles ont
p.c.
j'ai eu = ik heb gehad
tu as eu
il/elle a eu 
nous avons eu 
vous avez eu 
ils/elles ont eu 

Slide 9 - Tekstslide

être   présent 
je suis 
tu es 
il/elle est
nous sommes
vous êtes 
ils/elles sont 
p.c. 
j'ai été = ik ben geweest 
tu as été 
il/elle a été
nous avons été 
vous avez été 
ils/elles ont été 

Slide 10 - Tekstslide

aller   présent 
je vais 
tu vas
il/elle va
nous allons 
vous allez 
ils/elles vont
p.c.
je suis allé = ik ben gegaan 
tu es allé 
il est allé 
elle est allée 
nous sommes allés
vous êtes allés 
ils sont allés 
elles sont allées

Slide 11 - Tekstslide

faire   présent 
je fais 
tu fais 
il/elle fait 
nous faisons 
vous faites
ils/elles font 
p.c. 
jái fait = ik heb gemaakt 
tu as fait 
il/elle a fait 
nous avons fait 
vous avez fait 
ils/elles ont fait 

Slide 12 - Tekstslide

pouvoir présent 
je peux = ik kan 
tu peux 
il/elle peut
nous pouvons 
vous pouvez 
ils/elles peuvent 
p.c. 
j'ai pu = ik heb  gekund 
tu as pu 
il/elle a pu 
nous avons pu 
vous avez pu 
ils/elles ont pu 

Slide 13 - Tekstslide

vouloir   présent 
je veux = ik wil 
tu veux
il/elle veut 
nous voulons 
vous voulez 
ils/elles veulent 
p.c. 
j'ai  voulu = ik heb gewild 
tu as voulu 
il/elle a voulu  
nous avons voulu 
vous avez voulu 
ils/elles ont voulu 

Slide 14 - Tekstslide