Eu en Nederland

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen, Na de les weetje:
  • Welke afspraken er in de EU zijn gemaakt
  • Hoe belangrijk de EU is voor de Nederlandse handel
  • Hoe een land zijn internationale concurrentiepositie kan versterken
  • Welke handelingsbelemmeringen er zijn
  • Wat de gevolgen van die handelsbelemmeringen zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

EU=Europese Unie
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie --> eerlijke concurrentie tussen landen van EU)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van: 
  • goederen en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke regels zijn in alle EU landen niet hetzelfde ?

Slide 6 - Open vraag

Hoe noem je het gelijktrekken van regels binnen de EU ?
A
Contingentering
B
Protectiemaatregelen
C
Harmonisatie
D
Protectionisme

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer heb je een goede concurrentiepositie als land?
  • Goede kwaliteit goederen/diensten leveren
  • Goed onderwijs
  • Goede infrastructuur
  • Investeren in innovaties
  • Lage lonen

Slide 8 - Tekstslide

De lonen mogen niet hard stijgen zegt de minister

Je ziet hieronder drie tussenstappen. Zet ze in een zodanige volgorde dat ze de gedachtegang van de minister juist weergeven.

1. verslechtering internationale concurrentiepositie
2. hogere bedrijfskosten
3. hogere verkoopprijzen

hogere lonen
minder export Nederlandse bedrijven
1
2
3

Slide 9 - Sleepvraag

VRIJHANDEL

(globalisering)


Gevolg: internationale arbeidsverdeling

= productie vindt plaats in

het land waar dit het goedkoopste / beste kan.

PROTECTIONISME

(handelsbelemmeringen)

  1. invoerrechten
  2. contingentering
  3. exportsubsidie
  4. Invoerverbod

Doel: eigen bedrijfsleven beschermen t.o.v. concurrentie buitenland.





Slide 10 - Tekstslide

1. Invoerrechten

= douanerechten = importheffingen

= extra belasting op ingevoerde producten


Invoerrechten zijn in alle lidstaten van de EU gelijk (= gemeenschappelijk buitentarief).



Slide 11 - Tekstslide

2. Contingentering

= importquota

(een maximum stellen aan het aantal producten dat mag worden ingevoerd)



Slide 12 - Tekstslide

3. Exportsubsidie

= extra geld van de overheid (EU) aan

    exporterende bedrijven


Slide 13 - Tekstslide

4. Invoerverbod

= het product mag niet worden ingevoerd


Slide 14 - Tekstslide



A. Als de EU invoerrechten heft op producten uit de VS, dan worden deze producten duurder/goedkoper  voor consumenten in Europa/de VS, zodat wij meer/minder  van dit soort producten uit de VS importeren.


B. Bij contingentering mogen er een beperkt aantal/helemaal geen producten worden ingevoerd.


C. Als Nederlandse bedrijven exportsubsidies betalen/ontvangen, worden hun producten duurder/goedkoper  voor buitenlandse afnemers, zodat die meer/minder Nederlandse producten kopen.


A.
       duurder     /      goedkoper
       Europa      /       de VS
       meer          /       minder


B.     beperkt aantal / helemaal geen



C.
        betalen      /       ontvangen
        duurder     /       goedkoper
        meer           /       minder

timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

protectie - maatregelen
Importbeperkende maatregelen
exportbevorderende maatregelen
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
timer
2:00
invoerrechten / douanerechten
invoerverbod
contingentering / importquota
exportsubsidie

Slide 16 - Sleepvraag

Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Binnen de EU is er altijd sprake van vrijhandel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van de het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 19 - Quizvraag

Als er een maximaal aantal producten mag worden ingevoerd, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 20 - Quizvraag

Als de overheid extra geld geeft aan exporterende bedrijven, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 21 - Quizvraag

Niet ieder land tevreden
Je hebt vast over de Brexit gehoord. Wat weten jullie over de Brexit ?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Welke baan heeft Boris Johnson
A
Minister van buitenlandse zaken
B
Minister van Economische zaken
C
Minister-President
D
Brexit onderhandelaar

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wilden de Engelsen uit de EU stappen ?
A
Veel Britten houden niet van samenwerken
B
Veel Britten vinden de EU te veel regels heeft
C
Britten willen geen Euro gebruiken
D
Britten willen geen handel meer met het buitenland

Slide 25 - Quizvraag

Wat is waar ?
A
Iets meer dan de helft van de Britten wilden de Brexit.
B
Bijna alle Britten wilden de Brexit

Slide 26 - Quizvraag

Stel dat Nederland uit de EU wilt stappen, wat zou je daar van vinden ?

Slide 27 - Open vraag

Samenvatting & huiswerk
  • Welke afspraken zijn er in de EU gemaakt? Noem 2 voorbeelden.
  • Hoe belangrijk de EU is voor de Nederlandse handel? Beargumenteer.
  • Hoe kan een land zijn internationale concurrentiepositie versterken? Noem een voorbeeld en minimaal één argument voor en tegen.
  • Welke handelingsbelemmeringen ken je? Noem 2 voorbeelden en omschrijf in je eigen woorden wat de gevolgen kunnen zijn van dergelijke handelsbelemerringen.

Slide 28 - Tekstslide