Woordenschat

Figuurlijk taalgebruik
Aan het eind van deze les weet je wat figuurlijk taalgebruik is. 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik
Aan het eind van deze les weet je wat figuurlijk taalgebruik is. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de puntjes past steeds hetzelfde woord. Welk woord?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is het ingevulde woord letterlijk gebruikt?
A
Zin A
B
Zin B
C
Zin C

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

1. George is **niet vies** van een tompouce. Hij wil er wel twee.

Slide 5 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Niet vies van - iets graag lusten of willen.
De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

2. Jij doet vaak **alsof je neus bloedt**, maar je moet niet steeds doen alsof je het niet ziet.

Slide 6 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Doet alsof je neus bloedt - doet alsof je niets merkt.
De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

3. De minister **hield een slag om de arm**, want hij wist het niet zeker.

Slide 7 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Hield een slag om de arm - deed geen definitieve uitspraak om te voorkomen ergens aan vast te zitten.
De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

4. We zijn bijna klaar. We moeten alleen nog **de puntjes op de i zetten**.

Slide 8 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
De puntjes op de i zetten - iets heel precies afmaken.
De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

5. De vakantie was **niet om over naar huis te schrijven**, want het regende elke dag.

Slide 9 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Niet om over naar huis te schrijven - niet erg goed.
De onderstreepte woorden (** **) zijn figuurlijk gebruikt. Neem ze over en zet de betekenis erachter. Gebruik een (online)woordenboek of lees de zin(nen) eromheen om de betekenis te raden.

6. **Het zit me niet lekker** dat ik het aan jou geleende geld niet terugkrijg.

Slide 10 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Het zit me niet lekker - daar ben ik boos over en wil ik over praten.