• Wat is LessonUp
  • Zoeken
  • Kanalen
  • AI-tools

    Beta

‹Terug naar zoeken

3HV week 2

Le programme
- Bonjour​
-  Leerdoelen​
- Uitleg Bewijs 2
- Herhalen wederkerend werkwoord 
- Uitleg meewerkend voornaamwoord
- Nakijken + maken opdrachten
 ​- FIP​
- Check-out





1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Le programme
- Bonjour​
-  Leerdoelen​
- Uitleg Bewijs 2
- Herhalen wederkerend werkwoord 
- Uitleg meewerkend voornaamwoord
- Nakijken + maken opdrachten
 ​- FIP​
- Check-out





Slide 1 - Tekstslide

Check- in

Avec quelle énergie tu t'es levé(e) ce matin? 






Slide 2 - Tekstslide

Les objectifs 
Aan het eind van deze les:

1) weet je wat je moet doen om Bewijs 2 succesvol in te leveren
2) heb je nog eens geoefend met het wederkerend werkwoord
3) - Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
     - Kan ik het vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
     - Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.
4) staan er 5 nieuwe woorden in je FIP schrift








Slide 3 - Tekstslide

Bewijs 2 Spreekopdracht
(het bewijs openen in Peppels, delen in je scherm en bespreken met de leerlingen)

Slide 4 - Tekstslide

wederkerende werkwoorden
Je me réveille à sept heures.              Ik word wakker om zeven uur.
Je me douche à huit heures.              Ik douche me om acht uur.
Puis, je me maquille.                               Ik maak me op.
Et je m'amuse à l'ecole.                          En ik amuseer me op school.

Wederkerend voornaamwoord: in het NE achter de persoonsvorm, in het FA ervoor.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Attention!!!
Het wederkerend werkwoord kun je goed gebruiken in Bewijs 2

Slide 9 - Tekstslide

 Grammaire 

Het persoonlijk voornaamwoord 
gebruikt als 
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

geef
ONDERWERP
LIJDEND VOORWERP
MEEWERKEND VOORWERP
Ik
een boek
aan mijn vader.

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe herken ik het meewerkend voorwerp in het Frans?




Het begint met het voorzetsel:


à        au      of       aux

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden die vaak het voorzetsel à krijgen:

répondre à               = beantwoorden (aan)

écrire à                       = schrijven (aan)

donner à                    = geven (aan)

dire à                            = zeggen (aan)

parler à                        = praten (met)

téléphoner à             = bellen (met)

demander à               = vragen (aan)


Slide 13 - Tekstslide

Het meew. vw vervangen


Je kunt het zinsdeel dat meewerkend voorwerp is

vervangen door

een persoonlijk voornaamwoord.



Slide 14 - Tekstslide

Hoe gaat dat dan?

Elle dit bonjour à moi.       (aan/tegen mij)                                    >     Elle me dit bonjour.

Ses parents donnent un cadeau à toi.  (aan jou)                      >     Ses parents te donnent un cadeau.

Je dis bonjour à ma mère.  (aan/ tegen haar)                                >    Je lui dis bonjour.

Il raconte des histoires à ses copains.   (hun of aan hen)     >     Il leur raconte des histoires.

Mon grand-père donne un cadeau à ma soeur et moi.  (aan ons)  > Mon grand-père nous    

                                                                                                                                           donne un cadeau.

(Madame, ) je raconte une histoire à vous.                                 >      Je vous raconte une histoire.

(Julien et Pierre, ) je raconte une histoire  à vous.                    >     Je vous raconte une histoire.

Slide 15 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

De plaats in de zin

1. Direct voor de persoonsvorm.    

Je lui donne de l' argent = Ik geef hem geld.

 Je lui ai donné de l' argent = Ik heb hem geld gegeven.


2.  Heel werkwoord in de zin???     Dan voor het hele werkwoord.

Je vais lui donner de l' argent. = Ik ga hem geld geven.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 18 - Quizvraag

Noem 2 werkwoorden die het voorzetsel à achter zich krijgen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meew. vw?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 20 - Quizvraag

Elle a acheté un téléphone à sa fille. Wat is het meewerkend voorwerp?
A
a acheté
B
à sa fille
C
Er is geen meewerkend voorwerp
D
un téléphone

Slide 21 - Quizvraag

Tu parles à ton frère?

Meewerkend voorwerp =
A
Tu
B
parles
C
à
D
à ton frère

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp
"Vous voulez parler à moi? "
A
à moi
B
moi

Slide 23 - Quizvraag

Welk persoonlijk voornaamwoord vervangt het meewerkend voorwerp in deze zin?

Nous avons demandé à vous.
A
nous
B
lui
C
leur
D
vous

Slide 24 - Quizvraag

Welk antwoord is correct?
Tu as dit à Marie de partir?
A
Je lui ai dit de partir
B
je l'ai dit de partir

Slide 25 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.
A
Elle le parle
B
Elle lui parle
C
Elle les parle
D
Elle leur parle

Slide 26 - Quizvraag

Door welke persoonlijk vnw kun je het meewerkend voorwerp vervangen?
"Je donne les devoirs aux étudiants"
A
Je leur donne les devoirs
B
Je lui donne les devoirs
C
Je nous donne les devoirs
D
Je vous donne les devoirs

Slide 27 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord
( me, m', te, t', lui, l', nous, vous, leur)

Elle téléphone à ses parents.
A
Elle lui téléphone
B
Elle leurs téléphone .
C
Elle leur téléphone à ses parents.
D
Elle leur téléphone .

Slide 28 - Quizvraag

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Matteo n'a pas répondu au prof.
A
Matteo n' a lui pas répondu .
B
Matteo ne m' a pas répondu.
C
Matteo ne lui a pas répondu .
D
Matteo n' a pas lui répondu.

Slide 29 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp:
Vous envoyez un mail au directeur.
A
Vous l'envoyez un mail.
B
Vous lui envoyez un mail.
C
Vous les envoyez un mail.
D
Vous leur envoyez un mail.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Au travail!
1) Kijk de opdrachten 
'het wederkerend werkwoord' na van lesbrief 50  (Peppels)

2) Maak de opdrachten 
'het meewerkend voorwerp' van lesbrief 2 (Peppels)

3) Werk aan je bewijs en stel vragen 

Slide 32 - Tekstslide

FIP
Pak je FIP-schrift en schrijf op:​

​
  • FIP week 2 
  • 5 nieuwe woorden​
  • Vertaling nieuwe woorden 



Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

3HV week 2

January 2022 - Les met 40 slides
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Het meewerkend voorwerp in het Frans

September 2019 - Les met 14 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

vwo 3 16 november

November 2021 - Les met 25 slides
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

9/11 Het meewerkend voorwerp in het Frans

September 2023 - Les met 14 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Chapitre 2, Het meewerkend voorwerp in het Frans

November 2018 - Les met 13 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Het meewerkend voorwerp in het Frans

November 2018 - Les met 16 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Het meewerkend voorwerp in het Frans

September 2023 - Les met 18 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Le pronom personnel comme objet indirect (pvnw als meew. vw)

November 2017 - Les met 12 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
LessonUp
Algemene voorwaardenPrivacy StatementCookie StatementContact
Nederlands

Onze cookies

Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.

Bewerk instellingen