Aanwijzend en vragend voornaamwoord 2vwo

Planning van vandaag

-Wie ben ik? 
-'Huishoudelijke zaken'
-Voorbereiding volgende les
-Stil lezen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning van vandaag

-Wie ben ik? 
-'Huishoudelijke zaken'
-Voorbereiding volgende les
-Stil lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
Vraag maar raak!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Huishoudelijke zaken
Plattegrond + namen
Omgevingsgeluid -> rustig werken
Leesboek mee
Digitaal / uit het boek werken

Slide 6 - Tekstslide

15 min lezen

Slide 7 - Tekstslide

Welk woorden zijn werkwoorden in deze zin:
Ik heb mij ziek gemeld.
A
Ik heb
B
heb ziek
C
mij gemeld
D
heb gemeld

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is een voorzetsel
A
Mijn
B
uit
C
is
D
Jerry

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is het wederkerig voornaamwoord?
A
zich
B
mij
C
jouw
D
elkaar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het wed.vnw in deze zin:
Jullie hebben je voorgenomen snel het huiswerk te maken.
A
jullie
B
je
C
voorgenomen
D
maken

Slide 11 - Quizvraag

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Afk = aanw.vnw

Het wijst een mens, dier of ding aan. Vaak staat dat zn erachter, maar anders kan je die erachter bedenken.

Aanw.vnw zijn: deze, die, dat, dit, zulk, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.
A
dit
B
het
C
mooiste
D
cadeau

Slide 15 - Quizvraag

Vragend voornaamwoord
afk= vr.vnw

Vragend voornaamwoorden staan aan het begin van een vraag.
Of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Wat zijn de vragend voornaamwoorden:
wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 16 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
afk= vr.vnw

Let op! Er bestaan ook zogenaamde vragende bijwoorden zoals: waarom, waar, waarmee etc.

Tip: leer het vaste viertal vragende voornaamwoorden uit je hoofd.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk:
cursus 5 grammatica
§4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
Opdracht ????

Geen laptop/tablet? Boek blz. 213

Slide 20 - Tekstslide