6.4 Hoe komt de overheid aan geld?

6.4
Hoe komt de overheid aan geld?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.4
Hoe komt de overheid aan geld?

Slide 1 - Tekstslide

 Belasting
  • De overheid geeft veel geld uit aan onderwijs, sociale zekerheid en de aanleg van wegen. Hiervoor heeft de overheid veel geld nodig.

  • Belastingen zijn de belangrijkste inkomsten-bron van het rijk. Belastingen zijn de verplichte bijdragen die burgers en bedrijven aan de overheid betalen.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten belastingen
  • Directe belastingen

  • Deze betaal je rechtstreeks aan de overheid. Bijvoorbeeld in de vorm van loonbelasting of vennootschapsbelasting.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten belastingen
  • Indirecte belasting:

  • Deze betaal je via de winkelier aan de overheid. Bijvoorbeeld btw en accijns. Ze heten ook kostprijsverhogende belastingen.

Slide 4 - Tekstslide

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze:

A
Betaalt via overmaking aan de belastingdienst
B
Niet meteen hoeft te betalen
C
Rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
Via een winkelier/bedrijf aan de overheid betaalt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een indirecte belasting
A
Over een glas alcohol betaal je accijns
B
Over een product in de winkel betaal je btw
C
Over je inkomen betaal je inkomstenbelasting
D
Op een camping betaal je toeristenbelasting

Slide 6 - Quizvraag

Niet-belastingontvangsten
  • Alle inkomsten van de overheid die niet via de belasting binnenkomen heten niet-belastingontvangsten:

  • Boetes van automobilisten
  • De verkoop van aardgas
  • Winst uit staatsbedrijven (Nederlanse Spoorwegen)


Slide 7 - Tekstslide

Gemeentelijke inkomsten
  • De gemeente krijgt geld van de overheid/het rijk maar heeft ook eigen inkomstenbronnen:
  • Parkeergeld
  • Hondenbelasting
  • Afvalstoffenheffing
  • Ontroerend zaakbelasting, dit is een belasting die huiseigenaren jaarlijks aan de overheid betalen. 

Slide 8 - Tekstslide

Gemeentelijke inkomsten
  • Als een gemeente geld tekortkomt op haar begroting, zijn er drie oplossingen:

  • Inkomsten laten toenemen door belastingen te verhogen
  • Bezuinigen op de uitgaven
  • Geld lenen


Slide 9 - Tekstslide

BTW
Boetes
Accijns
Inkomstenbelasting
Verkoop aardgas
Belastingontvangsten
Niet belastingontvangsten

Slide 10 - Sleepvraag

Wat hoort NIET bij 'niet-belastingontvangsten' van de overheid?
A
Aardgasbaten
B
Winst uit staatsbedrijven
C
Boetes
D
Toeristenbelasting

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De gemeente ontvangt inkomsten
van het Rijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Welke gemeentelijke inkomst betalen huiseigenaren jaarlijks?
A
Afvalstoffenheffing
B
Rioolrechten
C
Hondenbelasting
D
Onroerend zaakbelasting

Slide 13 - Quizvraag

Aan het werk
Maak  blz. 172 tm 175
Maak blz. 185 E5 en E6

Oefen de proeftoets op Pincode

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken 6.4
1 Bijvoorbeeld:
- onderwijs, - sociale zekerheid, - aanleg van wegen, - politie
- gezondheidszorg
2 B
3 € 148,4 miljard ÷ € 253,5 miljard × 100 = 58,5%.



Slide 15 - Tekstslide

Nakijken 6.4
4 Van het belastinggeld betaalt de overheid haar uitgaven, zoals gezondheidszorg, wegen en onderwijs. Daar maak je als burger gebruik van.

5 - btw en  accijns
6 Kostprijsverhogende belastingen.
7 C

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken 6.4

8 a € 0,73 + € 0,29 = € 1,02
b indirecte
c De prijs van een liter benzine is € 0,29 + € 0,73 + € 0,19
    + € 0,49= € 1,70
    € 1,02 ÷ € 1,70 × 100 = 60%
d 6 × € 1,02 = € 6,12



Slide 17 - Tekstslide

Nakijken 6.4
9. - boetes te snel rijden, - verkoop aardgas,
     - winst van overheidsbedrijven, - parkeerboetes
10.  € 5,7 miljard
11.  52 ÷ 100 × € 93 miljoen = € 48,36 miljoen (€ 48.360.000)



Slide 18 - Tekstslide

Nakijken 6.4
12 6 ÷ 100 × € 93 miljoen = € 5,58 miljoen (€ 5.580.000)
13 - inkomsten laten toenemen door belastingen te verhogen
- bezuinigen op de uitgaven
- geld lenen
14 Totale rioolheffing 5 ÷ 100 × € 93 = € 4,65 miljoen = € 4.650.000
Per adres is dat € 4.650.000 ÷ 22.400 = € 207,59

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken 6.4
15 Eigen antwoord.

16 a Inkomsten – uitgaven = € 93 miljoen – € 91,5 miljoen =
      € 1,5 miljoen overschot
b Bijvoorbeeld:
- op een spaarrekening zetten voor hoge uitgaven in de toekomst
- extra voorzieningen van betalen
- de belastingen verlagen

Slide 20 - Tekstslide

Samenvatting
Belastingen zijn de verplichte bijdragen die burgers en bedrijven aan de overheid betalen. Voorbeelden van directe belastingen zijn vennootschapsbelasting en loonbelasting. Indirecte belastingen betaal je via de winkelier aan de Belastingdienst. Naast belastingen heeft de overheid ook niet-belastingontvangsten zoals aardgasopbrengsten en boetes. Als een gemeente geld tekortkomt, kan ze belastingen verhogen, bezuinigen op de uitgaven of geld lenen.


Slide 21 - Tekstslide

Examenopgave
E5 D

E6 Voorbeeld van een juiste berekening:
€ 1.507 : 100 x 70 = € 1.054,90  Afgerond: € 1.055!

Slide 22 - Tekstslide