§3 Apparaten regelen

Elektriciteit
§3 Apparaten regelen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Elektriciteit
§3 Apparaten regelen

Slide 1 - Tekstslide

Een geleider heeft...?
A
Geen weerstand
B
Hoge weerstand
C
Lage weerstand
D
50 Ohm aan weerstand

Slide 2 - Quizvraag

De formule voor weerstand is:
A
R = U / I
B
Weerstand = R + R
C
R = U x I
D
Weerstand is geen formule voor

Slide 3 - Quizvraag

Welk symbool is dit?
A
Zekering
B
Batterij
C
Voedingskast
D
Weerstand

Slide 4 - Quizvraag

Symbool voor de grootheid weerstand
A
Ω
B
R
C
Q
D
I

Slide 5 - Quizvraag

Welke stelling is goed
A
Geleiders hebben een grote weerstand en isolatoren hebben een kleine weerstand
B
geleiders hebben een kleine weerstand en isolatoren hebben een grote weerstand
C
geleiders en isolatoren hebben een grote weerstand
D
geleiders en isolatoren hebben een kleine weerstand

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Parallelschakeling

Slide 9 - Tekstslide

Parallelschakeling

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Serieschakeling
spanning:
  Ubron = + U1 + U2 + U3

Slide 12 - Tekstslide

Parallelschakeling
spanning:
  Ubron = U1 = U2 =U3

Slide 13 - Tekstslide

Serieschakeling

Slide 14 - Tekstslide

Totale - en vervangingsweerstand  
De begrippen totale weerstand en vervangingsweerstand worden door elkaar heen gebruikt, maar betekenen hetzelfde.
Rv

Slide 15 - Tekstslide

Totale weerstand serieschakeling

Slide 16 - Tekstslide

Serieschakeling
Parallelschakeling

Slide 17 - Tekstslide

serieschakeling                                              parallelschakeling

Weerstand regel:                                        Spanningsregel:

Rschakeling = R1 + R2 + ...                                  Ubron = U1 = U2 = ...

Spanningsregel:

Ubron= U1 +U2+ ....

stroomsterkte in A
stroomsterkte in A

Slide 18 - Tekstslide

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
A
Rt = 30 Ω
B
Rt = 0,07 Ω
C
Rt = 14,3 Ω
D
Rt = 70 Ω

Slide 19 - Quizvraag

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
A
Rt = 33 Ω
B
Rt = 30 Ω
C
Rt = 0,3 Ω
D
Rt = 3,3 Ω

Slide 20 - Quizvraag

Bereken de totale stroomsterkte in het schema hiernaast.
A
It = 0,02 A
B
It = 50 A
C
It = 0,09 A
D
It = 11,1 A

Slide 21 - Quizvraag

In een serieschakeling is...
A
de spanning overal gelijk
B
de spanning gelijk verdeeld
C
de stroomsterkte verdeeld
D
de stroomsterkte overal gelijk

Slide 22 - Quizvraag

In een parallelschakeling is
A
de stroomsterkte verdeeld
B
de stroomsterkte overal hetzelfde
C
de spanning overal hetzelfde
D
de spanning verdeeld

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht maken
Route 1
45 t/m 57, 59
Route 2:
49, 51 t/m 54, 56 t/m 64

Slide 24 - Tekstslide