Quiz Hoofdstuk 1
1 / 20
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
pscyhologie
sociologie
de mens als individu
gedrag van de mens
de mens in groep
samenleven
Slide 2 - Sleepvraag
UITERLIJK WAARNEEMBAAR GEDRAG
INNERLIJK GEDRAG
springen
fysiologische processen
blozen
dansen
bloeddruk
praten
verliefd zijn
mentale processen
jaloezie
Slide 3 - Sleepvraag
Welk onderzoeksgebied komt naar voor: Het onderzoek van de impact van schoolmoeheid van jongeren op de kans op depressie.
A
gezondheidspsychologie
B
klinische psychologie
C
functieleer
D
toegepaste psychologie
Slide 4 - Quizvraag
Welk onderzoeksgebied komt naar voor: De kans op burnout in organisaties waar onbetaald verlof niet mogelijk is.
A
organisatie- en arbeidspsychologie
B
klinische psychologie
C
functieleer
D
toegepaste psychologie
Slide 5 - Quizvraag
Welk onderzoeksgebied komt naar voor: Onderzoek naar waarom een jongere zich wil gedragen zoals zijn/haar beste vriend(in).
A
organisatie- en arbeidspsychologie
B
klinische psychologie
C
sociale psychologie
D
toegepaste psychologie
Slide 6 - Quizvraag
Welk onderzoeksgebied komt naar voor: Onderzoek naar de impact van een goede voeding op een gezond humeur.
A
organisatie- en arbeidspsychologie
B
klinische psychologie
C
sociale psychologie
D
gezondheidspsychologie
Slide 7 - Quizvraag
functieleer
ontwikkelingspsychologie
sociale psychologie
arbeidspsychologie
bestudeert de mens in relatie tot zijn werk
wetenschap die de normale ontwikkeling van kind tot oudere bestudeert
wetenschap over de basisfuncties van de hersenen
bestudeert hoe mensen met elkaar omgaan en hoe we elkaars gedrag beïnvloeden
Slide 8 - Sleepvraag
Waar of niet waar?
De gelijkenis tussen sociologie en psychologie is dat ze beide het gedrag van de mens bestuderen.
De gelijkenis tussen sociologie en psychologie is dat ze beide het gedrag van de mens bestuderen.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Mensenkennis is objectief.
Mensenkennis is objectief.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Wetenschappelijke kennis is subjectief en kritisch.
Wetenschappelijke kennis is subjectief en kritisch.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Kies de juiste volgorde van de stappen in het wetenschappelijk onderzoek.
A
onderzoeksvraag - onderzoeksmethode - dataverzameling - rapportage - data-analyse
B
onderzoeksmethode - onderzoeksvraag - dataverzameling - data-analyse - rapportage
C
onderzoeksvraag - onderzoeksmethode - rapportage - dataverzameling - data-analyse
D
onderzoeksvraag - onderzoeksmethode - dataverzameling - data-analyse - rapportage
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van een enquête?
A
open vragen
B
veel mensen worden bevraagd
C
onderzoeksresultaten in cijfers
D
schaalvragen
Slide 13 - Quizvraag
Welke onderzoeksmethode gebruik je het best?
Of mensen zich snel aanpassen aan het gedrag van anderen in een groep.
Of mensen zich snel aanpassen aan het gedrag van anderen in een groep.
A
psychologische test
B
experiment
C
observatie
D
enquête
Slide 14 - Quizvraag
Welke onderzoeksmethode gebruik je het best?
Hebben seriemoordenaars als kind een stoornis?
Hebben seriemoordenaars als kind een stoornis?
A
psychologische test
B
interview
C
observatie
D
enquête
Slide 15 - Quizvraag
Welke onderzoeksmethode gebruik je het best?
Hoe valt de ondersteunende opvoedingsstijl mee voor de mama van Lisa?
Hoe valt de ondersteunende opvoedingsstijl mee voor de mama van Lisa?
A
psychologische test
B
interview
C
observatie
D
enquête
Slide 16 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Fysiologische processen zijn niet zichtbaar, maar wel meetbaar.
Fysiologische processen zijn niet zichtbaar, maar wel meetbaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Een vraaggesprek met (meestal) open en gevarieerde vragen is een...
A
observatie
B
experiment
C
psychologische test
D
interview
Slide 18 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Mentale processen zijn niet zichtbaar, maar wel meetbaar.
Mentale processen zijn niet zichtbaar, maar wel meetbaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Exacte wetenschappen = humane wetenschappen.
Exacte wetenschappen = humane wetenschappen.
A
waar
B
niet waar
