18-3 apotheek

Naar de dokter (woordenschat en spreekoefening)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Naar de dokter (woordenschat en spreekoefening)

Slide 1 - Tekstslide

Ziek!
Luister naar juf M.

Zij vertelt over: 
  • de themometer                      
  • de koorts
  • de dokter
  • klachten
  • het probleem
  • de keelontsteking
  • de afspraak
  • medicijnen
  • het recept
  • de apotheek
  • last hebben van .... 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is dit?
A
de meter
B
de thermometer
C
het medicijn
D
de pillen

Slide 4 - Quizvraag

Koorts:
Wanneer heeft iemand koorts?
A
Als hij hoofdpijn heeft.
B
Als de benen en armen pijn doen.
C
Als zijn hoofd warm aanvoelt.

Slide 5 - Quizvraag

Wie is dit?

Slide 6 - Open vraag

Wat zie je hier?
A
de dokter
B
de afspraak
C
het recept
D
de medicijnen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zie je?
A
de pillen
B
de hoofdpijn
C
het recept
D
het drankje

Slide 8 - Quizvraag

Wat zie je?
A
de dokter
B
de apotheek

Slide 9 - Quizvraag

Ziek

Ali is ziek. Hij heeft last van zijn keel en gaat naar de dokter.
De dokter vraagt waar hij last van heeft. 
De dokter kijkt en vraagt aan Ali.
Dan schrijft de dokter een briefje, een recept voor Ali.
'Ga dit maar bij de apotheek halen', zegt de dokter.
De apotheker geeft Ali een potje met pillen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen gesprek bij de dokter

Slide 12 - Tekstslide

Wat kun je smeren?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Wat kun je innemen?
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Wat kun je inademen?
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Wat kun je doorslikken?
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Waar zie je:
de HUID?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Waar zie je
de ZALF?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Waar zie je
de druppels?
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Waar zie je
de hoestsiroop?
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

Waar zie je
de PILLEN en TABLETTEN?
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

3x per dag betekent...
A
's ochtends 's middags
B
's ochtends
C
's ochtends 's middags 's avonds
D
's ochtends 's avonds

Slide 22 - Quizvraag

Waar zie je
de APOTHEEK?
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag

Waar zie je
het RECEPT?
A
B
C

Slide 24 - Quizvraag

Wat moet je niet innemen?
A
B

Slide 25 - Quizvraag

Waar zie je
AVOND?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Waar zie je
OCHTEND?
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

Waar zie je
NACHT?
A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

Waar zie je
MIDDAG?
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Waar zie je
VOOR de maaltijd?
A
B
C

Slide 30 - Quizvraag

Waar zie je
TIJDENS de maaltijd?
A
B
C

Slide 31 - Quizvraag

Waar zie je
NA de maaltijd?
A
B
C

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

voor het eten/ voor de maaltijd

Slide 34 - Tekstslide

bij het eten/ bij de maaltijd

Slide 35 - Tekstslide

Na het eten/ na de maaltijd

Slide 36 - Tekstslide